03/12/2010

amin maalouf in flagey - 2.12


Op donderdag 2.12 praatte de Frans-Libanese auteur Amin Maalouf met Jacques Bauduin voor een uitverkochte zaal in Flagey.
Marc Maes van het Brusselse Overleg- en coördinatiecentrum voor het officieel onderwijs (BOCO) vat het gesprek samen.


Verlichting, islam, talen en literatuur

In een tot de nok gevulde studio 4 van het Flageygebouw woonde Boco op 02 12 2010 voor u een gesprek bij met de Libanees-Franse auteur Amin Maalouf. Hij werd bekend met zijn doctoraatstudie over de Kruistochten gezien vanuit Arabische bronnen, met een epiloog over de vraag waarom het Westen na die gebeurtenissen de hoogstaande Arabische cultuur overvleugelde en de Arabisch-islamitische wereld stagneerde. Zijn “Identités meurtrières” is ondertussen een klassieker geworden in het Franse onderwijs: fierheid over eigen taal en cultuur zijn uiteraard positieve dingen, maar niet als het terugvallen op die eigen identiteit tot fanatismen leidt. Ook in zijn net in het Nederlands vertaalde “Le dérèglement du monde” staat die bedreiging van de westerse idealen van de Verlichting door nationalismen, fanatisme en terrorisme centraal; die op hun beurt leiden er dan weer toe dat tot nu toe als zeer open en verdraagzaam bekend staande landen duidelijk aan een ommekeer toe zijn. Toch bewijst de verkiezing van Obama als eerste gekleurde president van de USA dat het verhaal complex is.

Wordt onze westerse verlichte kijk op een democratische wereld moe ? Het lijkt wel of heel de twintigste eeuw, zeker na het Verdrag van Versailles, een festival van gemiste kansen is: tot voor WOI bestond er immers een grote vooruitgangsdroom door de ontwikkeling van techniek, industrie, wetenschap en kunst. Na het vredesverdrag ( “a peace to end all peaces”) leek het wel of het Westen een volledig andere en verkeerde koers uitging. Zo zeker in verband met het verder koloniseren of “mandateren” van gebieden in heel de wereld en speciaal ook in het Midden-Oosten.

Anderzijds stelt Maalouf ook dat het probleem van de Arabische wereld het ontbreken van een politiek model is: het is weinig of niet gebruikelijk dat machthebbers in die landen door verkiezingen hun macht verliezen; zij ontlenen hun legitimiteit eerder aan clans, steun van buitenlandse mogendheden, dan wel aan het vertrouwen van het volk. Toch denkt hij tegelijk dat men teveel belang hecht aan de vermeende invloed van godsdienst op het gedrag van (deze) volkeren. Er bestaan immers veel tendenzen die in religieuze teksten alleen die passages gebruiken die nuttig zijn voor de actuele politieke doelstellingen. Men volgt de volledigheid van de teksten zeker niet, maar beschouwt ze eerder als een bijna “neutrale” verzameling van bedenkingen waaruit men een keuze maakt. “Les religions sont que les hommes en font”.

Naast de drie hoofdredenen waarom de islamitische wereld stagneerde na de westerse kruistochten (innerlijke verdeeldheid met zeer diverse etnieën, een gebrek aan machtsdeling, feodaliteit en beginnende “westerse” burgerrechten, en zich afsluiten voor de cultuur en wetenschap van de bezettende westerse krachten) vermeldt Maalouf deze avond vooral het gebrek aan een duidelijke machtsafbakening tussen religie en politiek. De westerse middeleeuwse investituurstrijd tussen keizer en paus leidde tot duidelijke afspraken en points of no return. Gezien er geen centraal gezagsorgaan in de islam is, draaiden en draaien conflicten tussen kalief en sultan meestal uit op onderdanigheid van de eerste.

Immigratieproblemen hebben naast religie vooral te maken met talige diversiteit. Er is wat dat betreft noodzaak aan een duidelijk charter met duidelijke regels. Zo stelt Maalouf dat de kennis van de taal van het land waar men zich vestigt een verplichting moet zijn; anderzijds is het een absoluut mensenrecht dat men zijn eigen taal en cultuur daarnaast mag blijven koesteren en positieve elementen daaruit kan aanbieden als verrijking voor iedereen. Hij kan zich dan ook sterk terugvinden in de Europese aanbeveling dat elke EU-burger op zijn achttiende minstens drie talen zou beheersen: zijn moedertaal, een tweede “persoonlijke adoptietaal” en als derde waarschijnlijk het Engels. Slechts als derde, want anders zou iedereen kunnen volstaan met de feitelijke wereldtaal als tweede, die immers grotendeels ook de werktaal binnen de EU geworden is (met respect voor de 22 andere talen, maar dan niet als werktalen). Men overschatte ook het belang van de wereldtaal Engels niet: die levert uitstekende diensten als het is om iets te kopen; als je echter iets wil verkopen, dan ken je best ook de taal van degene die je wil verleiden !

Tot slot onderstreept hij evenzeer het belang om veel duidelijker cultuur en kunst centraal te stellen in Europa. De eenentwintigste eeuw moet niet spiritueel of religieus zijn, zoals André Malraux ooit stelde, maar cultureel. De cultuur houdt zich immers bezig met fundamentele vragen zoals waar we naartoe willen, welke dingen uit het verleden we willen bevestigen, wat we willen veranderen. Literatuur, film, opera .. helpen ons ook om af te stappen van vooroordelen en clichés over anderen, maar laten ons van binnenuit zien wat er bij de diverse mensen in de diverse culturen leeft.

Marc Maes voor BOCO (www.bocobrussel.be)