Het universiteitsgebouw waar ik de komende maand verblijf, bevindt zich op een heuvel met uitzicht op de oude stad.
Het is na vieren. De administratie is gesloten. In de hal is een vrouw in een soort roze pyjama de vloer aan het dweilen. Achtereenvolgens leg ik haar in het Engels, Duits en Frans uit dat ik de schrijver uit België ben die hier de eerstkomende maand komt werken.
De vrouw staart me met een glazige blik aan. Ze spreekt alleen Kroatisch en heeft geen idee waar ik het over heb. Ik schrijf mijn naam op een vel papier. Ook dat helpt me niet verder. Ik heb al zolang ik me kan heugen een instinctieve afkeer van pantomime. Vandaag zit er niets ander op. Nog iets onwennig probeer ik uit te beelden dat ik schrijf (de linkerhand als papier, de rechter als pen) en dat ik hier kom om te slapen (beide handen samengevouwen onder het licht geknikte hoofd). Het gezicht van de vrouw klaart op. Ze verdwijnt in een kantoortje onder de immense stenen trap. Even later komt ze weer naar buiten. In haar opgeheven hand zwaait ze met een sleutel. Voordat ik het haar kan beletten, grijpt ze mijn loodzware koffer die in haar hand plotseling vederlicht lijkt en snelt voor me uit de vier trappen op die naar mijn appartement leiden.
De volgende ochtend ontmoet ik Yvana Burđelez, de directeur van het Centre for Mediterranean Studies. Ze zegt dat ze zich een beetje om mij zal bekommeren. Helaas vertrekt ze de volgende dag voor ruim anderhalve week naar een wetenschappelijk colloquium in Georgië.
Maar die avond moet ik naar de wetenschappelijke bibliotheek in het oude centrum komen. Daar wordt een tentoonstelling over medische handboeken uit het Middellandse Zeegebied geopend.
Tussen de eeuwenoude boeken heeft zich de intelligentsia van Dubrovnik verzameld. Yvana Burđelez stelt mij voor aan de schepen van cultuur. Even later sleurt ze me de zaal door om me voor te stellen aan Vesna Čučić, de directrice van de bibliotheek. Het volgende moment sta ik al weer tegenover een dame wier naam ik op het moment dat ik hem hoor al weer vergeten ben. Ze schrijft ook, zegt Yvana Burđelez die al weer op weg is om zich om iemand anders te bekommeren. Daar staan we dan. De dame schrijft inderdaad ook. Wetenschappelijke boeken over moleculaire biologie. Zoiets heb ik onthouden. Als ik op haar verzoek begin te vertellen waarover ik schrijf, zie ik haar interesse als sneeuw voor de zon verdwijnen. Ze excuseert zich omdat ze nog wat boeken moet bekijken. Ja, daar ben ik ook nog niet aan toe gekomen, zeg ik glimlachend en slenter naar een vitrinekast waar niemand voor staat. Ik ontdek zowaar een boek dat in Antwerpen gedrukt is.
Op de begane grond wordt ons een glas aangeboden. Ik heb mijn eerste slok nog niet genomen of ik hoor de stem van Yvana Burđelez. We moeten opbreken. In het huis van de Rector wordt ons namens de burgemeester van Dubrovnik een kleine receptie aangeboden. Wat me opvalt is dat er niet alleen wijn, water en vruchtensap wordt geserveerd, maar ook likeur.
Plotseling staat er een grote, forse man met een witte walrussnor voor me. Hij wijst op een getraliede deur die nauwelijks een meter hoog is. Kijk, daar werden vroeger de gevangenen opgesloten. Een bulderende lach welt op uit zijn vlezige romp. Het volgende moment is hij begonnen met een exposé over kindersterfte door de eeuwen heen. ‘Ze zeggen dat de kindersterfte vroeger hoger was dan nu... Flauwekul!’ Uit de borstzak van zijn witte overhemd trekt hij een klein notitieblok. Geroutineerd begint hij wat grafieken te schetsen. ‘In 1600 stierven er zoveel kinderen’, zegt hij en trekt een lijn. ‘In 2010 zoveel’, nog een lijn. ‘Het lijkt of er nu minder kinderen sterven.’ Hij kijkt me verwachtingsvol aan. Ik knik en zeg dat het inderdaad zo lijkt. ‘Maar’, zegt hij, ‘ze vergeten alle kinderen mee te tellen die door miskramen of abortussen het leven laten.’ Dat deden ze vroeger namelijk wel. Hij trekt een laatste definitieve lijn in zijn grafiek en concludeert dat de kindersterfte nog net zo hoog is als een paar honderd jaar geleden.
De door de burgemeester aangeboden receptie is nog geen kwartier bezig als Yvana Burđelez ons uitnodigt haar te volgen naar Buffet Kamenice, de plaatselijke oesterbar.
De man met de witte walrussnor is de toeristenarts van Dubrovnik en is er ook weer bij. Ik heb de pech dat er alleen naast hem nog een plaats vrij is. Deze man bestaat geheel en al uit getallen, realiseer ik me na een paar minuten. Hij strooit links en rechts met samenstellingen van homeopathische poeders, preciseert het percentage mannen in Dubrovnik en omstreken die zijn gestorven aan de gevolgen van prostaatkanker en even later doet hij hetzelfde met het percentage vrouwen die baarmoederhalskanker niet hebben overleefd. Om de haverklap trekt hij zijn notitieblok weer te voorschijn om een en ander in een grafiek te verduidelijken. Het valt me op dat de mensen in zijn directe omgeving opvallend vaak naar het toilet gaan.
Als ik me even later excuseer omdat ik ook maar eens die kant op ga, zegt hij: ‘Ik praat teveel, hè?’
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment