EEN MAAND IN DUBROVNIK
Het is zaterdagavond en het regent. Sinds ik hier ben – nu drie weken – heeft het steeds in de weekenden geregend. Er lijkt een systeem in te zitten.
Vanavond heb ik een gegrilde zeebaars gegeten in Dundo Maroje, een klein restaurant in een van de stegen die uitkomen op de Placa, de hoofdstraat van de oude stad. Het restaurant is genoemd naar de gelijknamige komedie van de in Dubrovnik geboren Marin Držić (1508-1567). Tijdens zijn leven werden zijn stukken in heel Europa opgevoerd en hier wordt hij liefkozend de Kroatische Shakespeare genoemd. Zijn standbeeld staat naast het Huis van de Rector. Hij is hier letterlijk en figuurlijk een vaderfiguur. Kroatische toeristen krijgen er maar niet genoeg van bij het standbeeld op schoot te gaan zitten en zich te laten fotograferen. Op die plekken is de patina van het brons verdwenen en glinstert het als goud in de zon.
De regen is opgehouden en ik doe mijn paraplu dicht. Nu de duisternis is gevallen, is de Placa op zijn mooist. De meeste toeristen zijn weer verdwenen. De bestrating van lichte natuursteen, dezelfde waar de huizen hier van zijn gebouwd, glanst zacht in het licht van de straatlantaarns.
Overdag is het toerisme een ware plaag. In de oude binnenstad is nauwelijks nog een normale winkel te vinden. Als een huurcontract moet worden vernieuwd, wordt de huurprijs gelijk met twee- of driehonderd procent verhoogd. De groentewinkel, de slager of de herenkapper kunnen dat niet opbrengen. Ze zijn bijna allemaal verdwenen. Grof gezegd zijn er nog maar twee soorten middenstand: souvenirshops en restaurants. In alle souvenirshops is het assortiment hetzelfde. Meestal staan de verkoopsters verveeld buiten een sigaret te roken. Hoe ze overleven en de hoge huren opbrengen is een raadsel. Ook de restaurants voeren een harde strijd om het bestaan. Ze hebben bijna allemaal iemand in dienst die op de drukke Placa klanten probeert te werven door foldertjes uit te delen. Vaak zijn het jongens of meisjes van buiten de stad die zelfs de weinige autochtone bewoners voor toeristen aanzien en een folder in de hand proberen te drukken. Dat zorgt voor irritatie.
Dit lijkt nog maar het begin. Dubrovnik moet mee in de vaart der Volkeren. Vorige week bracht Jadranka Kosorde, de eerste minister van Kroatië, een bezoek aan de stad. Terwijl via een geluidsinstallatie het geluid van de motoren van een opstijgend vliegtuig klonk, knipte ze een lint door en opende daarmee de nieuwe terminal B op Dubrovnik Airport. In haar speech benadrukte ze dat dit een opmerkelijk moment voor ons allen was.
De nieuwe terminal heeft een oppervlakte van 13.700 vierkante meter en kan meer dan twee miljoen reizigers per jaar ontvangen. En dit is nog maar fase drie van een vijfstappenplan om de luchthaven te moderniseren.
Ik lees dit allemaal in The Dubrovnik Times, een Engelstalig weekblad dat verspreid wordt via de lobby’s van hotels.
In dezelfde uitgave lees ik ook dat er dit jaar 1,2 miljoen cruiseschippassagiers worden verwacht. Dat is in vergelijking met vorig jaar een stijging van 4 procent, rekent Vlaho Đurcović, de directeur van de haven van Dubrovnik ons trots voor.
Ik heb ze meegemaakt, de cruiseschippassagiers. Ze schuifelen als in een processie door de straten. Niet links, of rechts, nee, over de hele breedte van de straat zodat je gedwongen wordt hun tempo over te nemen. Meestal worden ze voorafgegaan door een gids die een bord met een nummer omhoog houdt. De leden van de groep hebben datzelfde nummer op hun borst geprikt. Op hun hoofd een koptelefoon waardoor ze de noodzakelijke toeristische informatie horen. In een smalle steeg waar zich ook de oude synagoge bevindt, zag ik vorige week hoe twee groepen die toevallig allebei nummer acht voerden met elkaar verward raakten. Terwijl de meeste toeristen nog braaf hun hoofd naar links of naar rechts draaiden, afhankelijk van de informatie die ze via de koptelefoon kregen, raakten de groepen steeds meer in elkaar verstrikt. De gidsen hielden krampachtig hun bordje met nummer acht boven hun hoofd. Aangezien beide groepen hetzelfde nummer hadden, was dat ook niet de oplossing. Het duurde minstens tien minuten voordat de groepen weer hun weg konden vervolgen.
De meeste toeristen die Dubrovnik bezoeken, verblijven maar een paar uur in de stad. Dat bepaalt de houding van de lokale middenstand. In die paar uur moeten ze hun slag slaan. Zoiets lukt alleen met agressieve verkoopmethodes. Als we maar omzet maken; morgen komt er weer een nieuwe lading. Ook ik die een maand in de stad verblijf, word voortdurend zo benaderd. Je bent niet meer dan een lopende portemonnee.
Als ik de oude stad verlaat via de Pile Poort besluit ik nog een glas wijn te drinken bij Ennes, de uitbater van pizzeria Tomato. Ik heb hem leren kennen via de dichteres Els Moors die hier twee jaar geleden was en me vroeg hem de groeten te doen.
Ennes klaagt dat ze aan de overkant van het plein begonnen zijn met verbouwingen. Van ’s ochtends acht tot ’s middags vijf het geluid van drilboren. ‘Precies aan het begin van het toeristenseizoen,’ zegt hij hoofdschuddend.
Wat zijn ze aan het bouwen? vraag ik.
Ennes kijkt me grijnzend aan: ‘Het nieuwe toeristeninformatiecentrum.’
Nieuwe klanten komen het terras op. Ze willen koffie. Ennes moet ze teleurstellen. Hij serveert geen koffie.
Als hij weer tegenover me zit, zegt hij dat hij toevallig vandaag met zijn broer besloten heeft een koffiemachine te kopen. Vooral voor de take away klanten. Iedereen wil de laatste tijd koffie om mee te nemen. Dat was twee jaar geleden ondenkbaar. Nu moet hij tientallen keer per uur nee verkopen. Dat scheelt hem dagelijks toch zo’n kleine tweeduizend kuna.
‘De mensen nemen nergens meer de tijd voor,’ mijmert hij. Zelfs voor koffiedrinken hebben ze geen tijd meer. Ook hij ziet het massale toerisme met lede ogen aan.
Van de oorspronkelijke bewoners van de oude stad zijn er inmiddels nog maar iets meer dan zevenhonderd over. De anderen hebben voor veel geld hun appartement verkocht aan Amerikanen of andere kapitaalkrachtige buitenlanders. Het grootste deel van het jaar staan de appartementen leeg. In de winter lijkt het steeds meer op een spookstad. Dan zijn ook de meeste restaurants en souvenirshops dicht. Dan maken de honderden straatkatten de dienst uit.
Ennes staat op om nieuwe klanten te verwelkomen. Ik blader nog wat door The Dubrovnik Times. Pagina elf is gereserveerd voor de rubriek The Week in Pictures. Een paar dagen geleden stond er een witte Rolls Royce geparkeerd voor Hotel Argosy op Babin Kuk en dat was een heuse attractie. De bekende Schotse acteur Gerard Butler rustte uit op een jacht in de jachthaven van Dubrovnik en de eveneens bekende acteur Ralph Fiennes bekeek het panorama van Dubrovnik vanaf de stadswallen. Bovendien vierde Dario Srna, de aanvoerder van de nationale Kroatische voetbalploeg, afgelopen zondag zijn huwelijk in Hotel Excelsior.
Dit soort nieuws maakt melancholiek. Ik herinner me soortgelijke berichten in kranten aan de Côte d’Azur. Het is een soort toerisme dat bijna verdwenen is.
Ik blader verder. Een interview met de directeur van de Tourist Board van Dubrovnik. De kop boven het artikel luidt: Dubrovnik: Harmony of Life and Nature.
Even later komt Ennes met een goudkleurige plastic beker met inscriptie uit het restaurant het terras op. Gisteren heeft hij hem gewonnen met vissen. Zijn vis was de grootste: 35 centimeter lang.
Als ik hem vertel dat ze bij ons de vissen die ze vangen weer teruggooien, kijkt hij me ongelovig aan.
Ik neem afscheid van hem en zijn twee dochters.
Op het plein is het nu stil. Als er even geen autoverkeer is, kun je hier nu zelfs de zee horen. Over een paar uur arriveren de eerste groepen toeristen al weer. Als ik langs de Latino Fuego loop, klinkt er zachte muziek. Een bord aan de ingang meldt dat hier ‘mostly commercial music’ gespeeld wordt. Dat stelt gerust.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment