Het was een bont gezelschap, bijeen gekomen om de doden te vieren.
Dia de muertos. De Mexicaanse gastvrouw – een danseres – had heerlijk
gekookt. De Spaanse gastheer – werkzaam in het Museum of National
History, gespecialiseerd in reptielen – liep rond zoals je van een
Spaanse gastheer kan verwachten: trots, rechtop, minzaam.
Ik sprak
een Chileense fysiotherapeute, een gepensioneerde medewerkster van de
Deense ambassade in Washington, een Argentijnse biologe, een Amerikaanse
beeldend kunstenaar. Allemaal vrouwen. Ik sprak alleen maar met
vrouwen. Typisch mij.
In een muur was een nis gecreëerd die men had
ingericht als eerbetoon voor de doden. Foto’s te
midden van bloemen, koekjes, een glas rode wijn.
Later die avond werd er
ook gedanst. Ik dacht aan de verschillende doden die ik heb gekend en
in gedachten zocht ik al naar een geschikt plekje in ons huis in
Amsterdam waar ik volgend jaar ook zo’n nis kan inrichten, mensen
uitnodigen, lekker eten en wijn drinken in goed gezelschap.
Aan het
eind van de avond raakte ik in een lang gesprek verwikkeld met een dame
die hartfilmpjes maakt in het Allegheny Medical Hospital, naar verluidt
één van de beste in Amerika. Ze kreeg vanalles over de vloer: rijke
buitenlanders, de loodgieter om de hoek, gevangenen onder begeleiding
van twee bewakers. Ze vertelde dat het maken van zo’n filmpje geluid
maakte en hoe elke patiënt – zonder te weten wat er aan de hand was – op
die geluiden vertrouwde om zijn of haar eigen diagnose te stellen.
Iemand met een luide, zompige hartslag, ten gevolge van een lekkende
hartklep, zei: ‘Een mooie, zware slag. Dat is vast goed.’
Tot slot moest ik een dame vertellen dat de gigantische badeend was ontploft.
Het nieuws kwam hard aan. De eend had tot de dag voor mijn aankomst
hier in Pittsburgh gedobberd, en haar geschrokken reactie gaf mij het
gevoel dat ik medeplichtig was.
03/11/2013
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment