Vanochtend reden Henry en ik naar Roslynn Farms, een stadje net
buiten Pittsburgh. Grote huizen, grote tuinen, schitterend herfstweer,
de geur van brandend hout in de lucht.
Ik was uitgenodigd voor een
brunch bij de ‘honorary consul to Belgium’ van Pittsburgh, Anne Billiet
Lackner, een hartelijke dame uit Kortrijk die ook na 33 jaar Amerika
haar West Vlaams accent prima had geconserveerd. Ze leerde Vince, haar
man, kennen toen hij in Leuven studeerde en professioneel basketbal
speelde bij Kruibeke.
We dronken Mimosa’s als aperitief. Champagne
met jus d’orange en dat was eigenlijk best lekker. Het was een klein
gezelschap, waarvan maar liefst vier mensen in meer of mindere mate
Nederlands spraken. Mij werd verzekerd dat dit een unicum was, in
Amerika dan, welteverstaan. Het haardvuur brandde. Ik zat naast de broer
van Vince, die jarig was. Een muzikant. Hij noemde talloze beroemde
namen van bands en muzikanten waarmee hij had gespeeld in de jaren
zestig en zeventig maar hij leek het meest trots op het album dat hij in
1976 had uitgebracht met de Walnut Band, waarvan ik deze song op YouTube vond.
Tijdens
het eten werd me herhaaldelijk gevraagd de migrantenproblematiek in
Nederland en België te duiden. Dat overkomt me hier wel vaker. Een dame
had gelezen dat Brussel was ‘overgenomen’ door Marokkaanse jongeren. Ik
probeerde de politieke situatie in beide landen te schetsen maar pas
toen het woord moslimfundamentalisme viel, had ik door waar die vragen
vandaan kwamen. Overigens moest ik ook tijdens deze, verder prettige,
gelegenheid bij het afscheid het nieuws brengen dat de reuze eend
ontploft was. Niemand schijnt op de hoogte zijn. Vreemd toch. Maar goed,
je kan de mensen niet in onwetendheid laten.
’s Avonds belde ik met mijn Amerikaanse neef, die een uurtje rijden van Pittsburgh woont. Hij is een cop van beroep en zo klonk hij ook. Binnenkort ga ik bij hem op bezoek. Ook daar verwacht ik vragen.
04/11/2013
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment