Wat Dieven van Vuur
betreft, zoals wij Boek 3 tegenwoordig officieel mogen noemen, ben ik
nu in de aanklooi-fase beland. Dat is precies wat het woord zegt: een
beetje aanklooien. Zinnetje erbij hier, zinnetje weg daar, even F5-en op
een paar sleutelwoorden, kijken hoe ze verspreid door het boek staan.
Een kleine scène erbij, een kleine scène eruit. En ondertussen jezelf
wijsmaken dat je dit doet omdat het allemaal wel min of meer staat en er
geen noemenswaardige problemen meer zijn terwijl je donders goed weet
dat de problemen in feite ENORM zijn en je niets anders aan het doen
bent dan tijd winnen totdat je het eindelijk aan iemand durft te laten
lezen, simpelweg omdat je het aanklooien beu bent. Leuke fase, hoor.
Rond
de middag kwam Olivia langs en we deden een video interview voor de
site van City of Asylum. Meteen daarna arriveerde Rita, een geestige
Litouwse dichter, die mij op sleeptouw door Pittsburgh nam. We gingen
lekker lunchen, bezochten het Carnegie Museum of Art waar we een
geweldige muzikale installatie zagen waarbij alle instrumenten gebouwd
waren van (onderdelen van) pistolen. Daarna ontmoetten we een jonge
dichter die met precies dezelfde thematiek in de weer was als ik in
Dieven van Vuur en mij en passant zonder dat ze het wist een geweldig
idee voor een kort verhaal aan de hand deed. Vervolgens reden we naar
een feestje van een filosoof die eerder die dag zijn doctoraatsthesis
met succes had verdedigd en zo bevond ik mij plots tussen alleen maar
filosofen, jonge kerels nog, die elkaar onafgebroken met stellingen en
citaten om de oren sloegen terwijl de drank er flink doorheen werd
gejaagd. Ik noteerde titels van boeken over witchcraft, ik
leerde dat Christian Noyer de baas van de wereld is, iemand brulde in
mijn oor dat ik alles van Georges Bataille moest lezen en dan met name dat
ene deel over de soevereiniteit van de artiest, en aan het eind van de
avond, toen we in het appartement van de kersverse doctor waren beland,
raakte ik in gesprek met een vreemd type, een hyperintelligente,
kwetsbaar ogende dichter die in New York filosofie doceerde en de hele
tijd dramatische vragen en stellingen rondslingerde waarbij hij
getormenteerd met zijn handen door zijn haren ging of zijn gezicht
verborg en hij vroeg mij ‘WHY do you write?’ en ik zei wat ik altijd zeg
wanneer mij dat wordt gevraagd namelijk ‘Because I have to.’ Maar daar
kwam ik bij deze jongen niet zo makkelijk mee weg.
16/11/2013
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment