Ik besloot een boek te gaan lezen dat mij in het voorjaar, na lezing
van de eerste versie van Dieven van vuur, was aangeraden door Katrien
van de Bezige Bij Antwerpen: Een lied van schijn en wezen, een novelle
van Cees Nooteboom. Ik downloadde het ebook en las het in één ruk uit
terwijl ik ondertussen notities maakte. Een van de drama’s van het
schrijverschap: nooit meer een boek lezen zonder notities te maken. Ik
had nooit eerder iets van Cees Nooteboom gelezen en ’s avonds zag ik op
de interwebs dat diezelfde dag in Amsterdam zijn 80ste verjaardag werd
gevierd. Ja, noem het maar toeval.
Verder bleef ik de hele dag binnen
en klooide verder aan met het boek. Ik was een beetje brak van mijn
avond met de filosofen. Na het avondeten belde ik met mijn Amerikaanse
tante, die een uurtje rijden van Pittsburgh woont. Maandag komt ze me
oppikken en neemt ze me mee naar Mount Washington, de berg die de stad
over ziet.
Ze zei: ‘De laatste keer dat ik je zag was je vier.’
Daarna
nam ik een biertje en rookte een sigaret. Op slag voelde ik me beter en
ik besloot een poging te ondernemen om die laatste, grote scène van het
boek te schrijven, je weet wel, die ene scène waardoor alles
onvergetelijk of potsierlijk wordt – en ik ging er vol voor, dat dient
gezegd.
17/11/2013
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment