‘Lydia had er vorig jaar driehonderd.’
Ik sta in de kleine grocery store, op de hoek van wat ik nu, na tien dagen, gewoon mijn straat ga noemen. Ik wil snoep kopen voor Halloween en heb om advies gedaan.
‘Ja, maar wij woonden vroeger vier straten verderop, daar kwamen ze helemaal niet!’
‘Ze moeten je kennen. Jou kennen ze niet. Wij hadden er vorig jaar honderd.’
Het
woord kinderen wordt niet gebruikt. Overbodig. Het gaat om de juiste
kwantiteit. Men probeert mij uit alle macht te helpen, er wordt
gesproken op een toon die verraadt dat zij weten wat zal gebeuren
wanneer ik verzaak. Ik glimlach maar vanuit mijn borstkas ontsnapt
ongezien een lange, diepe zucht. Ik koop voor tien dollar snoep.
Met
het plastic tasje in de hand loop ik terug naar huis. Deze week werkte
ik ongeveer twaalf uur per dag en ik ben niet eens halfweg in het
herwerken van dat verdomde boek. En volgende week is een korte want ik
heb een lezing en ga een lang weekend naar New York. En dan rest er nog
een dag of tien voor ik terug vlieg. Welbeschouwd is mijn hele verblijf
hier al voorbij.
Ik doe het snoepgoed in een schaal en zet die klaar
bij de deur. Ik ga op bed liggen, heel even maar, een klein dutje om
straks langer door te kunnen werken, en uren later schrik ik wakker van
de deurbel – ding dong – en zit rechtop in de duisternis alsof alles wat
nog staat te gebeuren slechts een droom is.
01/11/2013
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment