21/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 30.
Er zijn uiteraard ook zaken waarover ik niet heb geschreven. Die keer
dat ik met drie jonge gasten in een auto aan een wietpijpje lurkte. De
Amish people die elke week op de farmers market stonden. Mijn bezoek aan
de indrukwekkende Cathedral of Learning. Het feit dat blank en zwart in
Pittsburgh volledig langs elkaar heen leven. De daklozen bij de
voedselbank. De dame die me vroeg waar in Brussel precies Antwerpen dan
wel lag. De tweeënzeventig flesjes bier en vier flessen witte wijn die
ik de afgelopen dertig dagen consumeerde in huiselijke kring. Mijn
Engelse accent dat naar verluidt op die tijd behoorlijk op dat van de
Pittsburghers is gaan lijken, een beetje binnenmonds, de altijd half
vragende toon, een beetje zoals Antwerps dus eigenlijk hetgeen overigens
een dialect is dat verbazingwekkend goed op Portugees lijkt, luister hier maar eens naar,
maar dat geldt dan weer niet voor de Pittsburgher variant van Engels
die ik nu dus beheers en waaruit ik moet concluderen dat ik óf geen
persoonlijkheid heb óf een extreem goed ontwikkeld talent voor accenten
vermits ook mijn Vlaams nauwelijks tijd nodig had om te vernederlandsen,
iets wat mij vaak wordt verweten door mensen die vorm met inhoud
verwarren, het heerst, maar genoeg: Pittsburgh, ik zal je missen.
20/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 29.
Het zijn de dagen van de laatste keren. De laatste keer door het park
naar de Giant Eagle wandelen, terwijl de herfstbladeren op grote hopen
worden geblazen. De laatste keer dezelfde flauwe grap van de dame die
mijn fles wijn afrekent in de Wine & Spirits. Het laatste pakje
Newport Gold.
Gisteren was de lezing van Laurent Binet. Ik had dat – fantastische – boek meer dan een jaar geleden gelezen en nu hij er uit voordroeg, met het accent dat je van een Fransman mag verwachten, bleek dat ik enorm veel vergeten was. Er was een zinnetje, een kort, onopvallend zinnetje, dat mij naar mijn notitieboekje deed grijpen en terwijl het vragenrondje bezig was, zat ik als een gek te noteren wat mij te doen stond, hetgeen er in essentie op neer komt dat ik dat alles waaraan ik hier heb zitten werken weer van voorafaan kan gaan herschrijven hahahaha!
Daarna gingen we weer met zijn allen uit eten in een restaurant dat Lola heette. Voor vanavond heb ik een pizza in de diepvries liggen. Ja, afscheid nemen in stijl, laat dat maar aan mij over.
Gisteren was de lezing van Laurent Binet. Ik had dat – fantastische – boek meer dan een jaar geleden gelezen en nu hij er uit voordroeg, met het accent dat je van een Fransman mag verwachten, bleek dat ik enorm veel vergeten was. Er was een zinnetje, een kort, onopvallend zinnetje, dat mij naar mijn notitieboekje deed grijpen en terwijl het vragenrondje bezig was, zat ik als een gek te noteren wat mij te doen stond, hetgeen er in essentie op neer komt dat ik dat alles waaraan ik hier heb zitten werken weer van voorafaan kan gaan herschrijven hahahaha!
Daarna gingen we weer met zijn allen uit eten in een restaurant dat Lola heette. Voor vanavond heb ik een pizza in de diepvries liggen. Ja, afscheid nemen in stijl, laat dat maar aan mij over.
19/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 28.
Deze stukjes moeten kort, anders leest niemand ze en daarom weet u
ook niks over het verschraalde rockhol dat ik gisteravond bezocht en
alwaar ik kennis maakte met drie post punk bands, een charmant roodharig
boerinnetje, en een gast die armworstelde voor geld. En ik kan er
verder ook niets over vertellen, omdat ik anders niet toe kom aan het
bezoek van mijn Amerikaanse tante die me meenam naar Mount Washington en
de Botanische tuinen. Waarna ik nog even verder pielde aan Dieven van
Vuur en daarna spoorslags richting alweer een fijn restaurant moest om
samen met Henry en Silvia de Franse schrijver Laurent Binet (van het
fantastische HhhH) welkom te heten. Hij geeft hier vanavond een lezing
maar maakte zich vooral zorgen om Frankrijk-Oekraïne en dat begrijp ik.
Tussendoor surfte ik nog wat over de interwebs en ook ik zag hoe Trijntje Oosterhuis in Nederland wat overmoedig een euro voor elke Facebook-like bood in het kader van de Giro555 actie voor de Filipijnen. En daarna uiteraard dat aanbod in moest trekken omdat wij er met zijn allen enorm goed in zijn geworden om iets viral te laten gaan wanneer we iemand willen kloten. Maar het meest typische en schrijnende aan dit voorvalletje was uiteraard de manier waarop het werd besproken op de geroemde social media – het virtuele lynchen ter meerdere eer en glorie van het eigen profiel zonder ook maar op een feitje of nuance meer of minder te kijken; hopen maar dat deze mensen, onder wie vreemd genoeg ook best lui die ik tot voor kort ernstig nam, net zo lang over hun bijdragen hebben nagedacht als Trijntje zelf.
Het is dat ze in de Filipijnen andere zaken aan hun hoofd hebben dan de manier waarop wij hier leuk meerwaarde creëren rond hun ellende.
Tussendoor surfte ik nog wat over de interwebs en ook ik zag hoe Trijntje Oosterhuis in Nederland wat overmoedig een euro voor elke Facebook-like bood in het kader van de Giro555 actie voor de Filipijnen. En daarna uiteraard dat aanbod in moest trekken omdat wij er met zijn allen enorm goed in zijn geworden om iets viral te laten gaan wanneer we iemand willen kloten. Maar het meest typische en schrijnende aan dit voorvalletje was uiteraard de manier waarop het werd besproken op de geroemde social media – het virtuele lynchen ter meerdere eer en glorie van het eigen profiel zonder ook maar op een feitje of nuance meer of minder te kijken; hopen maar dat deze mensen, onder wie vreemd genoeg ook best lui die ik tot voor kort ernstig nam, net zo lang over hun bijdragen hebben nagedacht als Trijntje zelf.
Het is dat ze in de Filipijnen andere zaken aan hun hoofd hebben dan de manier waarop wij hier leuk meerwaarde creëren rond hun ellende.
18/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 27.
Musea en ik, het is moeilijk. Maar ik ben van goede wil. Gisteren
ging ik naar de Mattress Factory. Moderne kunst. Er zaten een paar
aardige dingen bij, zeg maar. Tot ik op de zo goed als verduisterde
tweede verdieping arriveerde, volledig gewijd aan werk van James
Turrell. Voor een installatie, genaamd Pleiades, moet je een lange
verduisterde gang in die schuin omhoog loopt en uitkomt op een balkon
waarop twee stoelen staan met zicht op een lege ruimte. Dit weet ik
alleen omdat een andere bezoeker de zaklamp van zijn iPhone aan deed.
Samen met hem liep ik terug en nam de lift naar een andere verdieping.
Maar eenmaal daar dacht ik: nee, ik wil dit zien. Dus ik ging terug,
schuifelde in complete duisternis door die smalle gang naar boven en
ging zitten op één van de stoelen. Het bordje bij de lift had gezegd:
‘The piece takes about 15 minutes to be seen.’
Ik staarde in de donkere ruimte voor mij. Ik bewoog mijn hand voor mijn ogen en kon ternauwernood een beweging ontwaren – zo donker. Op mijn netvlies speelden vlekken, zoals je ziet wanneer je je ogen sluit. De hele tijd zat ik daar alleen, hoorde de voetstappen van andere bezoekers die halfweg de gang al terugliepen of helemaal niet naar binnen durfden of wilden. Ik bleef staren. En plots, na een minuut of tien, besefte ik dat die witte vlekken, die nauwelijks zichtbare schemering van licht die ik aan mijn eigen ogen had toegeschreven zich in feite in de kamer voor mij afspeelden, ergens op de achterste wand wellicht, een verbijsterend subtiel spel van licht en ruimte, alleen te zien voor wie de tijd nam om samen te vallen met het kunstwerk. Het was ongelofelijk. Deze beschrijving doet de ervaring schromelijk te kort maar gedurende enkele minuten voelde ik me dankbaar en zielsgelukkig.
Ik staarde in de donkere ruimte voor mij. Ik bewoog mijn hand voor mijn ogen en kon ternauwernood een beweging ontwaren – zo donker. Op mijn netvlies speelden vlekken, zoals je ziet wanneer je je ogen sluit. De hele tijd zat ik daar alleen, hoorde de voetstappen van andere bezoekers die halfweg de gang al terugliepen of helemaal niet naar binnen durfden of wilden. Ik bleef staren. En plots, na een minuut of tien, besefte ik dat die witte vlekken, die nauwelijks zichtbare schemering van licht die ik aan mijn eigen ogen had toegeschreven zich in feite in de kamer voor mij afspeelden, ergens op de achterste wand wellicht, een verbijsterend subtiel spel van licht en ruimte, alleen te zien voor wie de tijd nam om samen te vallen met het kunstwerk. Het was ongelofelijk. Deze beschrijving doet de ervaring schromelijk te kort maar gedurende enkele minuten voelde ik me dankbaar en zielsgelukkig.
17/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 26.
Ik besloot een boek te gaan lezen dat mij in het voorjaar, na lezing
van de eerste versie van Dieven van vuur, was aangeraden door Katrien
van de Bezige Bij Antwerpen: Een lied van schijn en wezen, een novelle
van Cees Nooteboom. Ik downloadde het ebook en las het in één ruk uit
terwijl ik ondertussen notities maakte. Een van de drama’s van het
schrijverschap: nooit meer een boek lezen zonder notities te maken. Ik
had nooit eerder iets van Cees Nooteboom gelezen en ’s avonds zag ik op
de interwebs dat diezelfde dag in Amsterdam zijn 80ste verjaardag werd
gevierd. Ja, noem het maar toeval.
Verder bleef ik de hele dag binnen en klooide verder aan met het boek. Ik was een beetje brak van mijn avond met de filosofen. Na het avondeten belde ik met mijn Amerikaanse tante, die een uurtje rijden van Pittsburgh woont. Maandag komt ze me oppikken en neemt ze me mee naar Mount Washington, de berg die de stad over ziet.
Ze zei: ‘De laatste keer dat ik je zag was je vier.’
Daarna nam ik een biertje en rookte een sigaret. Op slag voelde ik me beter en ik besloot een poging te ondernemen om die laatste, grote scène van het boek te schrijven, je weet wel, die ene scène waardoor alles onvergetelijk of potsierlijk wordt – en ik ging er vol voor, dat dient gezegd.
Verder bleef ik de hele dag binnen en klooide verder aan met het boek. Ik was een beetje brak van mijn avond met de filosofen. Na het avondeten belde ik met mijn Amerikaanse tante, die een uurtje rijden van Pittsburgh woont. Maandag komt ze me oppikken en neemt ze me mee naar Mount Washington, de berg die de stad over ziet.
Ze zei: ‘De laatste keer dat ik je zag was je vier.’
Daarna nam ik een biertje en rookte een sigaret. Op slag voelde ik me beter en ik besloot een poging te ondernemen om die laatste, grote scène van het boek te schrijven, je weet wel, die ene scène waardoor alles onvergetelijk of potsierlijk wordt – en ik ging er vol voor, dat dient gezegd.
16/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 25.
Wat Dieven van Vuur
betreft, zoals wij Boek 3 tegenwoordig officieel mogen noemen, ben ik
nu in de aanklooi-fase beland. Dat is precies wat het woord zegt: een
beetje aanklooien. Zinnetje erbij hier, zinnetje weg daar, even F5-en op
een paar sleutelwoorden, kijken hoe ze verspreid door het boek staan.
Een kleine scène erbij, een kleine scène eruit. En ondertussen jezelf
wijsmaken dat je dit doet omdat het allemaal wel min of meer staat en er
geen noemenswaardige problemen meer zijn terwijl je donders goed weet
dat de problemen in feite ENORM zijn en je niets anders aan het doen
bent dan tijd winnen totdat je het eindelijk aan iemand durft te laten
lezen, simpelweg omdat je het aanklooien beu bent. Leuke fase, hoor.
Rond de middag kwam Olivia langs en we deden een video interview voor de site van City of Asylum. Meteen daarna arriveerde Rita, een geestige Litouwse dichter, die mij op sleeptouw door Pittsburgh nam. We gingen lekker lunchen, bezochten het Carnegie Museum of Art waar we een geweldige muzikale installatie zagen waarbij alle instrumenten gebouwd waren van (onderdelen van) pistolen. Daarna ontmoetten we een jonge dichter die met precies dezelfde thematiek in de weer was als ik in Dieven van Vuur en mij en passant zonder dat ze het wist een geweldig idee voor een kort verhaal aan de hand deed. Vervolgens reden we naar een feestje van een filosoof die eerder die dag zijn doctoraatsthesis met succes had verdedigd en zo bevond ik mij plots tussen alleen maar filosofen, jonge kerels nog, die elkaar onafgebroken met stellingen en citaten om de oren sloegen terwijl de drank er flink doorheen werd gejaagd. Ik noteerde titels van boeken over witchcraft, ik leerde dat Christian Noyer de baas van de wereld is, iemand brulde in mijn oor dat ik alles van Georges Bataille moest lezen en dan met name dat ene deel over de soevereiniteit van de artiest, en aan het eind van de avond, toen we in het appartement van de kersverse doctor waren beland, raakte ik in gesprek met een vreemd type, een hyperintelligente, kwetsbaar ogende dichter die in New York filosofie doceerde en de hele tijd dramatische vragen en stellingen rondslingerde waarbij hij getormenteerd met zijn handen door zijn haren ging of zijn gezicht verborg en hij vroeg mij ‘WHY do you write?’ en ik zei wat ik altijd zeg wanneer mij dat wordt gevraagd namelijk ‘Because I have to.’ Maar daar kwam ik bij deze jongen niet zo makkelijk mee weg.
Rond de middag kwam Olivia langs en we deden een video interview voor de site van City of Asylum. Meteen daarna arriveerde Rita, een geestige Litouwse dichter, die mij op sleeptouw door Pittsburgh nam. We gingen lekker lunchen, bezochten het Carnegie Museum of Art waar we een geweldige muzikale installatie zagen waarbij alle instrumenten gebouwd waren van (onderdelen van) pistolen. Daarna ontmoetten we een jonge dichter die met precies dezelfde thematiek in de weer was als ik in Dieven van Vuur en mij en passant zonder dat ze het wist een geweldig idee voor een kort verhaal aan de hand deed. Vervolgens reden we naar een feestje van een filosoof die eerder die dag zijn doctoraatsthesis met succes had verdedigd en zo bevond ik mij plots tussen alleen maar filosofen, jonge kerels nog, die elkaar onafgebroken met stellingen en citaten om de oren sloegen terwijl de drank er flink doorheen werd gejaagd. Ik noteerde titels van boeken over witchcraft, ik leerde dat Christian Noyer de baas van de wereld is, iemand brulde in mijn oor dat ik alles van Georges Bataille moest lezen en dan met name dat ene deel over de soevereiniteit van de artiest, en aan het eind van de avond, toen we in het appartement van de kersverse doctor waren beland, raakte ik in gesprek met een vreemd type, een hyperintelligente, kwetsbaar ogende dichter die in New York filosofie doceerde en de hele tijd dramatische vragen en stellingen rondslingerde waarbij hij getormenteerd met zijn handen door zijn haren ging of zijn gezicht verborg en hij vroeg mij ‘WHY do you write?’ en ik zei wat ik altijd zeg wanneer mij dat wordt gevraagd namelijk ‘Because I have to.’ Maar daar kwam ik bij deze jongen niet zo makkelijk mee weg.
15/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 24.
Voordat Henry en Silvia mij ophaalden om te gaan eten in een kerk die
verbouwd is tot brouwerij (met de ketels, zoals het hoort, op de plek
van het altaar) en daarna naar de wekelijkse jazz avond in CJ’s te gaan,
surfte ik wat over de interwebs en zag dat ene Toon van de Vijver, een
medewerker van het nieuwe Canvas boekenprogramma Man Over Boek, auteur
Ann De Craemer uitschold voor mislukte schrijfster omdat ze kritiek had
op het programma. Een paar clicks verder schold de anonieme beheerder
van de Man Over Boek-fanpage een al even hard scheldende kijker de huid
vol. Gezellig.
Ik heb zelf eerder in de Standaard geschreven dat ik nogal bang was voor dat programma op basis van de trailers en ik heb het nog niet kunnen zien – dat bewaar ik voor thuis – maar ik hoor ook mensen die er enthousiast over zijn. dus ik dacht, ik ga deze Toon bevrienden op FB zodat ik deze discussie (nog) beter kan volgen. Daar reageerde hij niet op. Ook goed, geen probleem. Ondertussen lees ik her en der reacties en opinies en overal gaat het er nogal hevig aan toe. Het schijnt de enige manier te zijn waarop deze dagen debat kan worden gevoerd, over eender welk onderwerp.
En dat deed me dan weer denken aan een artikel van Thijs Kleinpaste in NRC, een hele tijd geleden, waarin hij uiteen zette wat een tragedie is. Antigone wil haar beide broers begraven ook al is de ene een held en de ander een verrader. Want dat zijn nu eenmaal de wetten van de Goden. Creon wil dit niet toestaan, conform de wetten van de stad. Beide standpunten zijn begrijpelijk maar onverenigbaar. Er is geen andere uitweg dan dood of vernedering. Dat is de tragedie: de onverenigbaarheid van waarden die tegengesteld zijn aan elkaar maar beiden even oprecht, diepgeworteld, redelijk, zelfs sympathiek zijn. De armoede van het hedendaagse debat is dat het verdedigen van de ene waarde, onvermijdelijk het verwerpen van de andere betekent. Het vergt moed om de relatieve geldigheid van de eigen overtuiging te erkennen en ze toch onversaagd te verdedigen. Aldus Thijs Kleinpaste. Want wanneer ik zulke slimme dingen lees, dan copy/paste (haha!) ik ze in een word document en herlees ze af en toe. Zouden meer mensen moeten doen.
Ik heb zelf eerder in de Standaard geschreven dat ik nogal bang was voor dat programma op basis van de trailers en ik heb het nog niet kunnen zien – dat bewaar ik voor thuis – maar ik hoor ook mensen die er enthousiast over zijn. dus ik dacht, ik ga deze Toon bevrienden op FB zodat ik deze discussie (nog) beter kan volgen. Daar reageerde hij niet op. Ook goed, geen probleem. Ondertussen lees ik her en der reacties en opinies en overal gaat het er nogal hevig aan toe. Het schijnt de enige manier te zijn waarop deze dagen debat kan worden gevoerd, over eender welk onderwerp.
En dat deed me dan weer denken aan een artikel van Thijs Kleinpaste in NRC, een hele tijd geleden, waarin hij uiteen zette wat een tragedie is. Antigone wil haar beide broers begraven ook al is de ene een held en de ander een verrader. Want dat zijn nu eenmaal de wetten van de Goden. Creon wil dit niet toestaan, conform de wetten van de stad. Beide standpunten zijn begrijpelijk maar onverenigbaar. Er is geen andere uitweg dan dood of vernedering. Dat is de tragedie: de onverenigbaarheid van waarden die tegengesteld zijn aan elkaar maar beiden even oprecht, diepgeworteld, redelijk, zelfs sympathiek zijn. De armoede van het hedendaagse debat is dat het verdedigen van de ene waarde, onvermijdelijk het verwerpen van de andere betekent. Het vergt moed om de relatieve geldigheid van de eigen overtuiging te erkennen en ze toch onversaagd te verdedigen. Aldus Thijs Kleinpaste. Want wanneer ik zulke slimme dingen lees, dan copy/paste (haha!) ik ze in een word document en herlees ze af en toe. Zouden meer mensen moeten doen.
14/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 23.
Josh reed met mij naar de Giant Eagle om boodschappen te doen. We
hadden elkaar nog niet eerder ontmoet maar zondag gaan we samen obscure
bandjes kijken. Josh speelt zelf ook in een obsuur bandje, en hij had
gehoord dat ik ook lang in een obscuur bandje zat en dus wilde hij daar
alles over weten – nou, als er iemand is die je kan vertellen hoe je als
bandje ontzettend lang in de obscuriteit kunt verblijven, dan ben ik
het wel. Dus terwijl we de gangpaden doorliepen en ik mijn karretje
vulde met veel te grote porties van allerlei voedingswaren die op mijn
boodschappenlijstje stonden, vertelde ik over mijn muzikale carrière
inclusief gepaste melancholische glimlach, als een oude man.
's Avonds keek ik nog even DWDD via de NPO-app op de iPad. Dat doe ik hier wel vaker. Men verbaasde zich over het recordbedrag dat in NY voor een schilderij van Bacon was neergeteld. En dat in tijden van crisis. Dat verbaasde mij dan weer, dat men zich daarover verbaasde, en ook verbaasde het mij dat niemand zei dat kunst, net als goud, of koper, nét in tijden van crisis meer waard is omdat zo'n aankoop veel eenvoudiger en minder risicovol is dan het simpelste beleggingsproduct van een bank waarvan nét hele rijke mensen precies weten hoe onbetrouwbaar ze zijn. Afijn. Dat is mijn mening voor vandaag.
Thuis gekomen rookte ik een sigaret voor het huis en er kwam een gezin voorbij, een gezette man, een gezette vrouw en hun dochter.
‘Yo,’ riep de man. ‘Waar heb je die Pony’s vandaan?’ En hij wees naar mijn sneakers.
‘Holland,’ zei ik.
‘Harlem?’ vroeg hij.
Kortom. Vier weken hier. Prima geïntegreerd.
's Avonds keek ik nog even DWDD via de NPO-app op de iPad. Dat doe ik hier wel vaker. Men verbaasde zich over het recordbedrag dat in NY voor een schilderij van Bacon was neergeteld. En dat in tijden van crisis. Dat verbaasde mij dan weer, dat men zich daarover verbaasde, en ook verbaasde het mij dat niemand zei dat kunst, net als goud, of koper, nét in tijden van crisis meer waard is omdat zo'n aankoop veel eenvoudiger en minder risicovol is dan het simpelste beleggingsproduct van een bank waarvan nét hele rijke mensen precies weten hoe onbetrouwbaar ze zijn. Afijn. Dat is mijn mening voor vandaag.
Thuis gekomen rookte ik een sigaret voor het huis en er kwam een gezin voorbij, een gezette man, een gezette vrouw en hun dochter.
‘Yo,’ riep de man. ‘Waar heb je die Pony’s vandaan?’ En hij wees naar mijn sneakers.
‘Holland,’ zei ik.
‘Harlem?’ vroeg hij.
Kortom. Vier weken hier. Prima geïntegreerd.
13/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 22.
Rond een uur of vier ging ik op bezoek bij Mister Mosley,
een 87-jarige beeldend kunstenaar die hier om de hoek woont. Zijn 19e
eeuwse huisje was een museum, volgestouwd met Afro-American tribal art –
enorme houten totems, eentje van meer dan honderd jaar oud – en ook
meer abstracte werken van Mister Mosley zelf. De muren waren behangen
met honderden foto’s, voornamelijk van oude jazz muzikanten. Daar kwam
ik voor. Om met Mister Mosley over jazz te praten.
En dat deden we. Twee uur lang legde hij de ene plaat na de andere op terwijl ik probeerde om hem iets te ontlokken, iets slim, iets waar ik iets mee kon. En dat was dom. Maar Mister Mosley trok zich van mij niks aan, gelukkig. Hij schonk wijn in en haalde albums boven van Bud Powell, John Coltrane, Donald Byrd en Roland Kirk – een muzikant die vier blaasinstrumenten tegelijk kon bespelen als het moest, en ook als het niet moest. Mister Mosley had ze allemaal gezien en/of ontmoet, en verder konden mijn vragen hem niet zo bijster veel interesseren, alles wat hij eigenlijk zei was dat als ik jazz beter wilde begrijpen, ik moest beginnen met vaak naar ballads te luisteren.
‘Als je hoort wat ze traag doen, zal je het beter begrijpen als ze snel spelen.’
Kortom. Eenvoudig beginnen en daarna zal je die eenvoud makkelijker terugvinden, ook wanneer de dingen ingewikkeld zijn geworden. Het leven zelf, als het waren. Kon ik wel wat mee.
En dat deden we. Twee uur lang legde hij de ene plaat na de andere op terwijl ik probeerde om hem iets te ontlokken, iets slim, iets waar ik iets mee kon. En dat was dom. Maar Mister Mosley trok zich van mij niks aan, gelukkig. Hij schonk wijn in en haalde albums boven van Bud Powell, John Coltrane, Donald Byrd en Roland Kirk – een muzikant die vier blaasinstrumenten tegelijk kon bespelen als het moest, en ook als het niet moest. Mister Mosley had ze allemaal gezien en/of ontmoet, en verder konden mijn vragen hem niet zo bijster veel interesseren, alles wat hij eigenlijk zei was dat als ik jazz beter wilde begrijpen, ik moest beginnen met vaak naar ballads te luisteren.
‘Als je hoort wat ze traag doen, zal je het beter begrijpen als ze snel spelen.’
Kortom. Eenvoudig beginnen en daarna zal je die eenvoud makkelijker terugvinden, ook wanneer de dingen ingewikkeld zijn geworden. Het leven zelf, als het waren. Kon ik wel wat mee.
12/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 21.
Op de vlucht terug naar Pittsburgh las ik Van dode mannen win je niet
uit, de nieuwe roman van Walter van den Berg. Vanaf de eerste bladzijde
hangt er een haast onuitstaanbare akelige spanning in dat boek. Goed.
Erg goed. Koop het. Nee, serieus.
Toen we landden, dacht ik: ha, thuis. Dat is natuurlijk een gekke gedachte want eerder die dag had ik nog een acute aanval van heimwee toen ik de foto’s van Lou en Lola zag, die in Amsterdam met hun lampionnetje snoep hadden opgehaald tijdens Sint Maarten.
De taxichauffeur was een Poolse Engelsman die 43 jaar geleden naar Amerika was geëmigreerd omdat zijn moeder én zijn twee zussen alle drie gelijktijdig hadden besloten te trouwen met een in Engeland gelegerde Amerikaanse soldaat. Hij had daarna zelf twee jaar in het Amerikaanse leger gediend en toen hij eruit kwam dacht hij dat hij nu wel makkelijk de Amerikaanse nationaliteit zou krijgen maar dat bleek niet het geval; hij moest gewoon de normale procedure volgen. Dat vertikte hij en nu heeft hij al meer dan 40 jaar een green card. Ook hij voelde zich thuis in Pittsburgh, dus ja, zo’n gekke gedachte was het misschien niet, wat heeft de tijd er ook mee te maken, eigenlijk, ik bedoel: toen ik mijn huisje op Sampsonia Way betrad, klikte ik blindelings de lichten aan, pakte snel mijn spulletjes uit, trok een biertje uit de koelkast en rookte een sigaret op mijn vaste plek, voor de voordeur, bovenaan de kleine trap die naar de straat leidt. Prima biertje, prima sigaret, mijn vriend het konijn kwam voorbij gehuppeld, morgen weer aan het werk en net op het moment dat ik de laatste rook de straat in blies, begon het zachtjes te sneeuwen.
Toen we landden, dacht ik: ha, thuis. Dat is natuurlijk een gekke gedachte want eerder die dag had ik nog een acute aanval van heimwee toen ik de foto’s van Lou en Lola zag, die in Amsterdam met hun lampionnetje snoep hadden opgehaald tijdens Sint Maarten.
De taxichauffeur was een Poolse Engelsman die 43 jaar geleden naar Amerika was geëmigreerd omdat zijn moeder én zijn twee zussen alle drie gelijktijdig hadden besloten te trouwen met een in Engeland gelegerde Amerikaanse soldaat. Hij had daarna zelf twee jaar in het Amerikaanse leger gediend en toen hij eruit kwam dacht hij dat hij nu wel makkelijk de Amerikaanse nationaliteit zou krijgen maar dat bleek niet het geval; hij moest gewoon de normale procedure volgen. Dat vertikte hij en nu heeft hij al meer dan 40 jaar een green card. Ook hij voelde zich thuis in Pittsburgh, dus ja, zo’n gekke gedachte was het misschien niet, wat heeft de tijd er ook mee te maken, eigenlijk, ik bedoel: toen ik mijn huisje op Sampsonia Way betrad, klikte ik blindelings de lichten aan, pakte snel mijn spulletjes uit, trok een biertje uit de koelkast en rookte een sigaret op mijn vaste plek, voor de voordeur, bovenaan de kleine trap die naar de straat leidt. Prima biertje, prima sigaret, mijn vriend het konijn kwam voorbij gehuppeld, morgen weer aan het werk en net op het moment dat ik de laatste rook de straat in blies, begon het zachtjes te sneeuwen.
11/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 20.
We kwamen terecht in een prima kroeg, ergens in Brooklyn, niet ver van het prima shushi restaurant waar we hadden gegeten en eigenlijk alleen maar omdat ik heel dringend naar toilet moest.
Het eerste deel was een soort ouderwets salon met hoge, statige boekenkasten, en het tweede deel was een grote open ruimte waarin men twee bowl baantjes had aangelegd. Er stonden jonge hipsters met grote houten ballen naar een klein houten balletje te rollen en ondertussen lurkten ze aan hun biertje.
Wij gingen zitten aan de bar en bestelden bier en de enorme vent die ons bediende zei meteen ‘Ten dollars’ en dat deed hij iedere keer als wij wat bestelden. Meteen zeggen hoeveel het was en weg lopen. Naarmate de avond vorderde werd hij steeds chagrijniger, wellicht omdat wij hadden besloten de tip pas te geven als we weg gingen. Zijn maatje was drie maten kleiner en dunner en had een Joy Division t-shirt aan en Leon en ik praatten wat over die ene keer dat die jongen een clubtour door Duitsland had gedaan met zijn hardcore bandje maar dat kon hij natuurlijk niet weten.
We dronken en we dronken en de hipsters bleven met de houten ballen rollen en aan het eind van de avond besloten we dat we in een prima kroeg terecht waren gekomen en we overliepen de paar kleinigheden die wij aan die kroeg zouden veranderen eenmaal wij de nieuwe eigenaars waren geworden. Bowl baantjes eruit, pétanque baantjes erin, daar kwam het wel op neer en Leon bestelde nog twee glazen van een fles whisky die hij thuis ook had staan.
Het eerste deel was een soort ouderwets salon met hoge, statige boekenkasten, en het tweede deel was een grote open ruimte waarin men twee bowl baantjes had aangelegd. Er stonden jonge hipsters met grote houten ballen naar een klein houten balletje te rollen en ondertussen lurkten ze aan hun biertje.
Wij gingen zitten aan de bar en bestelden bier en de enorme vent die ons bediende zei meteen ‘Ten dollars’ en dat deed hij iedere keer als wij wat bestelden. Meteen zeggen hoeveel het was en weg lopen. Naarmate de avond vorderde werd hij steeds chagrijniger, wellicht omdat wij hadden besloten de tip pas te geven als we weg gingen. Zijn maatje was drie maten kleiner en dunner en had een Joy Division t-shirt aan en Leon en ik praatten wat over die ene keer dat die jongen een clubtour door Duitsland had gedaan met zijn hardcore bandje maar dat kon hij natuurlijk niet weten.
We dronken en we dronken en de hipsters bleven met de houten ballen rollen en aan het eind van de avond besloten we dat we in een prima kroeg terecht waren gekomen en we overliepen de paar kleinigheden die wij aan die kroeg zouden veranderen eenmaal wij de nieuwe eigenaars waren geworden. Bowl baantjes eruit, pétanque baantjes erin, daar kwam het wel op neer en Leon bestelde nog twee glazen van een fles whisky die hij thuis ook had staan.
10/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 19.
Toen we Tom’s Diner uit kwamen – het is niet duidelijk of het hier de diner uit het liedje van Suzanne Vega betreft, enig googlen bood geen uitkomst, ook al hing de tekst van nummer binnen wel ingekaderd aan de muur – stond er een hele lang rij. Dat geeft altijd een goed gevoel hé. Wij hadden net ontbeten in dé tent van Brooklyn en heel veel andere mensen gingen dat ook doen, alleen zouden zij langer moeten wachten.
Daarna kochten we kaartjes voor de NBA-wedstrijd tussen de Brooklyn Nets en de Indiana Pacers. Daar waren we blij mee dus Leon zette een foto van de tickets op Facebook en heel wat mensen rekenden ons voor dat we voor dat geld ook heel wat andere dingen konden doen en dat klopt ook wel, alleen ben je dan ook 135 dollar per persoon kwijt en heb je geen NBA basketbal gezien. Kortom. De Nets verloren, maar eens te meer was het een genoegen om de Amerikaanse sportbeleving te zien, good time fun, zonder onsportiviteit bij spelers of publiek, alleen maar blije gezichten en de vijf juichende Pacers-fan die we bij de uitgang tegen kwamen werden niet in elkaar geslagen. Verfrissend.
Tussendoor liepen we door Soho en Nolita, dronken koffie, dronken bier, aten burgers en bbq chicken en ondertussen dwaalden mijn gedachten geregeld af naar Boek 3 en dat ik daar vanaf dinsdag maar weer eens vol in moest vliegen. Binnen minder dan twee weken vlieg ik alweer naar huis. Terug op de hotelkamer keken we nog even American Football. Notre Dame – Pittsburgh. Pittsburgh won.
Daarna kochten we kaartjes voor de NBA-wedstrijd tussen de Brooklyn Nets en de Indiana Pacers. Daar waren we blij mee dus Leon zette een foto van de tickets op Facebook en heel wat mensen rekenden ons voor dat we voor dat geld ook heel wat andere dingen konden doen en dat klopt ook wel, alleen ben je dan ook 135 dollar per persoon kwijt en heb je geen NBA basketbal gezien. Kortom. De Nets verloren, maar eens te meer was het een genoegen om de Amerikaanse sportbeleving te zien, good time fun, zonder onsportiviteit bij spelers of publiek, alleen maar blije gezichten en de vijf juichende Pacers-fan die we bij de uitgang tegen kwamen werden niet in elkaar geslagen. Verfrissend.
Tussendoor liepen we door Soho en Nolita, dronken koffie, dronken bier, aten burgers en bbq chicken en ondertussen dwaalden mijn gedachten geregeld af naar Boek 3 en dat ik daar vanaf dinsdag maar weer eens vol in moest vliegen. Binnen minder dan twee weken vlieg ik alweer naar huis. Terug op de hotelkamer keken we nog even American Football. Notre Dame – Pittsburgh. Pittsburgh won.
09/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 18.
Het was een klein vliegtuig, het maakte het geluid van een opgevoerd brommertje, en op een gegeven moment vielen we in een luchtzak zoals ik niet eerder een val in een luchtzak had ervaren. Kortom. Ik ben een beetje klaar met vliegen, en in de komende twee weken moet ik nog twee keer.
De taxi raakte verstrikt in traffic, we doorkruisten heel Brooklyn tegen een slakkengangetje en het was interessant om te zien hoe de wijk steeds rijker en schoner werd naarmate we ons doel naderden.
Op de hotelkamer had Leon bier koud gezet. We namen de metro en belandden in een bar in Soho. Meer bier. Daarna pizza bij Pulino’s. De mijne was extreem pikant. Daarna terug naar het hotel. En gedurende al die tijd praatten Leon en ik bij, en we keken om ons heen, naar de mensen die hier wonen. Iedereen die hoorde dat ik naar New York ging voor het weekend wilde weten wat ik allemaal ging doen en bezoeken en zien. Zelf denk ik dat als je in New York heel druk vanalles gaat doen en zien, je de helft mist van wat die stad zo te gek maakt. Nu ja, dat geldt eigenlijk voor elke stad.
De taxi raakte verstrikt in traffic, we doorkruisten heel Brooklyn tegen een slakkengangetje en het was interessant om te zien hoe de wijk steeds rijker en schoner werd naarmate we ons doel naderden.
Op de hotelkamer had Leon bier koud gezet. We namen de metro en belandden in een bar in Soho. Meer bier. Daarna pizza bij Pulino’s. De mijne was extreem pikant. Daarna terug naar het hotel. En gedurende al die tijd praatten Leon en ik bij, en we keken om ons heen, naar de mensen die hier wonen. Iedereen die hoorde dat ik naar New York ging voor het weekend wilde weten wat ik allemaal ging doen en bezoeken en zien. Zelf denk ik dat als je in New York heel druk vanalles gaat doen en zien, je de helft mist van wat die stad zo te gek maakt. Nu ja, dat geldt eigenlijk voor elke stad.
08/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 17.
De hele nacht, en ook nu nog, hingen er helikopters boven de wijk. Dusdanig was blijkbaar de opwinding over mijn Amerikaans live debuut gisteravond, dat men rellen vreesde.
Er waren een vijftigtal mensen in de prachtige ruimte die Henry zijn woonkamer mag noemen. Voor mij las Roman Antopolsky, een Argentijnse dichter. Hij deed een hoofdstuk uit het boek waaraan hij werkt, een historische roman naar ik begrijp waarin zelfs Guido Gezelle een rol speelt. Ik onthield de zin: ‘He sensed a possibility in himself to melt.’ Of zoiets. Mooi beeld. Ik dacht: dat ga ik pikken.
Daarna las ik fragmenten voor uit Hoe ik nimmer… en Gelukkig zijn we machteloos. Uit dat laatste boek deed ik de onweerscène, mensen die het gelezen hebben zullen weten wat ik bedoel, en het was fijn om te merken dat iedereen in spanning luisterde, ik had nooit eerder in het Engels voorgedragen en tijdens het lezen dacht ik: hey, dit werkt. Kortom. Ik zag hem alweer geniepig de hoek om komen piepen, mijn goede vriend genaamd overmoed.
’s Ochtends was ik in het Andy Warhol museum. Fascinerend is het atelier waar men momenteel de ongeveer 500 time capsules opent die Warhol bij hield. Vijfhonderd kartonnen dozen waarin hij alles – postkaarten, brieven, rekeningen, geschenken, … - van een bepaalde periode in gooide. Hij had er altijd eentje naast zijn bureau staan. En ik moest denken aan een personage uit boek 3 die dat ook doet, min of meer, en ik vroeg me af waarom ik zo veel weg gooi. Nou ja. Warhol geeft zelf het antwoord in zijn dagboek: ‘I opened a Time Capsule and everytime I do it, it’s a mistake because I drag it back and start looking through it.’ Een prima motto voor Boek 3, nu ik er zo over denk.
Er waren een vijftigtal mensen in de prachtige ruimte die Henry zijn woonkamer mag noemen. Voor mij las Roman Antopolsky, een Argentijnse dichter. Hij deed een hoofdstuk uit het boek waaraan hij werkt, een historische roman naar ik begrijp waarin zelfs Guido Gezelle een rol speelt. Ik onthield de zin: ‘He sensed a possibility in himself to melt.’ Of zoiets. Mooi beeld. Ik dacht: dat ga ik pikken.
Daarna las ik fragmenten voor uit Hoe ik nimmer… en Gelukkig zijn we machteloos. Uit dat laatste boek deed ik de onweerscène, mensen die het gelezen hebben zullen weten wat ik bedoel, en het was fijn om te merken dat iedereen in spanning luisterde, ik had nooit eerder in het Engels voorgedragen en tijdens het lezen dacht ik: hey, dit werkt. Kortom. Ik zag hem alweer geniepig de hoek om komen piepen, mijn goede vriend genaamd overmoed.
’s Ochtends was ik in het Andy Warhol museum. Fascinerend is het atelier waar men momenteel de ongeveer 500 time capsules opent die Warhol bij hield. Vijfhonderd kartonnen dozen waarin hij alles – postkaarten, brieven, rekeningen, geschenken, … - van een bepaalde periode in gooide. Hij had er altijd eentje naast zijn bureau staan. En ik moest denken aan een personage uit boek 3 die dat ook doet, min of meer, en ik vroeg me af waarom ik zo veel weg gooi. Nou ja. Warhol geeft zelf het antwoord in zijn dagboek: ‘I opened a Time Capsule and everytime I do it, it’s a mistake because I drag it back and start looking through it.’ Een prima motto voor Boek 3, nu ik er zo over denk.
07/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 16.
Het begon prima, op de brug over de Allegheny river met een
betoverend uitzicht en aankomst aan de overkant in een park waar duchtig
honkballen over en weer werden gegooid. Daarna downtown in. Ik raakte
de weg kwijt. Een bejaard koppel lachte mij eerst hartelijk uit – een
fietser tussen de wolkenkrabbers haha! – en wees me toen de juiste
route. Ik begon over Forbes Avenue te fietsen. Het werd steeds drukker.
Steeds kaler. Steeds armer. Toen versmalde de weg plots, ging tegen de
snelweg aan lopen, ik dacht even dat ik op een oprit was beland, maar
nee, trucks en auto’s scheurden luid toeterend langs me heen. Na
tweehonderd meter pure adrenaline kon ik een vluchtheuvel opwippen.
Daarna draaide de weg en werd alles mooier, en rijker en belandde ik
waar ik zijn moest: Oakland, waar ook de University of Pittsburgh is.
Ik was moe. Het was warm. En tegelijk had ik de smaak te pakken. Ik fietste door het gigantische Schenley Park, zag een waanzinnig vergezicht over een vallei waarin treinsporen liepen, zomaar, midden in de stad. Daarna parkeerde ik de fiets en at een hot-dog op een pleintje waar voornamelijk studenten zaten, met zicht op de imposante toren die van de universiteit een landmark maakt. En ik dacht aan mijn oom die hier in 1963 arriveerde en hoe hij hier wellicht op dit pleintje ook een hot-dog had gegeten, en door de straten en het park had gelopen, nieuwsgierig de mensen bekijkend, zich afvragend wat voor land dit was, niet wetend dat hij er de rest van zijn leven zou wonen. En overal zag ik het ronde universiteitslogo, en ook zag ik een winkel waar ze merchandise van de universiteit verkochten, en opnieuw moest ik aan mijn oom denken, en de t-shirts en sweaters die hij in de zomer voor ons meenam als cadeau wanneer hij ons bezocht. Ik had al minstens twintig jaar niet meer aan die t-shirts gedacht. Ze waren altijd drie maten te groot.
Ik was moe. Het was warm. En tegelijk had ik de smaak te pakken. Ik fietste door het gigantische Schenley Park, zag een waanzinnig vergezicht over een vallei waarin treinsporen liepen, zomaar, midden in de stad. Daarna parkeerde ik de fiets en at een hot-dog op een pleintje waar voornamelijk studenten zaten, met zicht op de imposante toren die van de universiteit een landmark maakt. En ik dacht aan mijn oom die hier in 1963 arriveerde en hoe hij hier wellicht op dit pleintje ook een hot-dog had gegeten, en door de straten en het park had gelopen, nieuwsgierig de mensen bekijkend, zich afvragend wat voor land dit was, niet wetend dat hij er de rest van zijn leven zou wonen. En overal zag ik het ronde universiteitslogo, en ook zag ik een winkel waar ze merchandise van de universiteit verkochten, en opnieuw moest ik aan mijn oom denken, en de t-shirts en sweaters die hij in de zomer voor ons meenam als cadeau wanneer hij ons bezocht. Ik had al minstens twintig jaar niet meer aan die t-shirts gedacht. Ze waren altijd drie maten te groot.
06/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 15.
Lichte ontzetting gisterochtend toen ik bij herlezing van het
opiniestuk in De Standaard vast stelde dat ik in dat stuk geen jonge
vrouwelijke publicisten/auteurs noem. Verbijsterend latent machogedrag
terwijl iedereen weet dat ik dól op vrouwen ben. Op Twitter bood ik
proactief mijn oprechte excuses aan bij Simone van Saarloos, Olga Kortz
en Ann De Craemer bij wijze van representatieve steekproef. Daar wisten
ze niet goed raad mee, dus ik bood aan om een keer lekker voor ze te
koken. Had natuurlijk weer precies het omgekeerde effect. Tót Olga lucht
kreeg van mijn verpletterende culinaire reputatie. Dus oké. Ik hang.
Morgen treed ik hier op, in Pittsburgh. Een lezing samen met de Argentijnse dichter Roman Antopolsky. Ik kijk daar naar uit, uiteraard, ik heb nog nooit eigen werk in het Engels voorgedragen en wanneer ze in Amerika ‘reading’ zeggen, dan bedoelen ze ook echt reading: twintig minuten voordragen aan een stuk. Benieuwd of het publiek dat trekt.
Maar veel liever nog dan hier te op te treden en tegelijk veel liever niet, was ik gisteravond in de Brakke Grond geweest om eer te betonen aan Thomas Blondeau. Ik denk hier veel aan hem, eigenlijk elke dag, tijdens het schrijven, en ’s avonds wanneer ik in bed lig en nadenk over wat ik allemaal nog in dit leven wil doen.
Overigens moest ik aan het eind van de dag vaststellen dat ik niet was gaan fietsen, zoals gepland, en dat er plots een afgeronde, complete versie van Boek 3 was. Dat had ik niet verwacht. Binnen twee dagen vind ik het kut, maar goed, voor nu mocht ik een biertje en ondertussen prepareerde ik twee lamsschenkels en zette ze in de oven. Ik maak a mean lamsschenkel, ik zweer het je, dat zullen die dames nog ondervinden. Hopen maar dat er geen vegetariërs tussen zitten. (Want een echte man maakt natuurlijk vlees.)
Morgen treed ik hier op, in Pittsburgh. Een lezing samen met de Argentijnse dichter Roman Antopolsky. Ik kijk daar naar uit, uiteraard, ik heb nog nooit eigen werk in het Engels voorgedragen en wanneer ze in Amerika ‘reading’ zeggen, dan bedoelen ze ook echt reading: twintig minuten voordragen aan een stuk. Benieuwd of het publiek dat trekt.
Maar veel liever nog dan hier te op te treden en tegelijk veel liever niet, was ik gisteravond in de Brakke Grond geweest om eer te betonen aan Thomas Blondeau. Ik denk hier veel aan hem, eigenlijk elke dag, tijdens het schrijven, en ’s avonds wanneer ik in bed lig en nadenk over wat ik allemaal nog in dit leven wil doen.
Overigens moest ik aan het eind van de dag vaststellen dat ik niet was gaan fietsen, zoals gepland, en dat er plots een afgeronde, complete versie van Boek 3 was. Dat had ik niet verwacht. Binnen twee dagen vind ik het kut, maar goed, voor nu mocht ik een biertje en ondertussen prepareerde ik twee lamsschenkels en zette ze in de oven. Ik maak a mean lamsschenkel, ik zweer het je, dat zullen die dames nog ondervinden. Hopen maar dat er geen vegetariërs tussen zitten. (Want een echte man maakt natuurlijk vlees.)
05/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 14.
Ik had me voorgenomen mij volledig op het boek te concentreren maar dit weekend raakte ik afgeleid door de openingsspeech van Christophe Van Gerrewey
op de Boekenbeurs in Antwerpen. Dinsdag staat er een uitgebreide
reactie van mijn hand op de opiniepagina’s van De Standaard. Linkje
volgt.
Ik heb altijd een ongemakkelijke houding gehad ten opzichte van mezelf als opiniemaker. Ik merk dat het formuleren van zo’n mening me uitput, en vaak met een leeg gevoel achter laat. Tegelijk vind ik het belangrijk genoeg en neem ik me keer op keer voor het vaker te doen. Ik vraag me af hoe mensen die beroepsmatig leven van het formuleren van meningen, en dat zijn er nogal wat tegenwoordig, hiermee omgaan. Het lijkt hen makkelijk af te gaan. Het zal wel met mijn zelfbeeld te maken hebben. Want in de eerste plaats zie ik mijzelf toch als een seksueel wezen, uiteraard.
Verder kreeg ik vandaag een fiets van Henry. Daar ga ik morgenmiddag de stad mee in. Dat schijnt levensgevaarlijk te zijn. Reden waarom ik de bijgeleverde fluo gele helm zal dragen, ook al is dat slecht voor mijn imago maar hey.
’s Avonds bakte ik de Italiaanse worst die ik vrijdag op de Farmers Market kocht. Uitzonderlijk lekkere worst. Ik overweeg ernstig om grote hoeveelheden van deze lekkernij vacuüm verpakt mee terug te smokkelen naar het thuisland. Terwijl de worst sudderde rookte ik een sigaret buiten. Voor de tweede avond op rij kwam er een konijntje de straat afgelopen. Het hield halt vlak voor mij, keek me aan, huppelde verder, keek me weer aan, huppelde weer door, keek om. Kortom. Ik meen te mogen zeggen dat wij vrienden zijn.
Ik heb altijd een ongemakkelijke houding gehad ten opzichte van mezelf als opiniemaker. Ik merk dat het formuleren van zo’n mening me uitput, en vaak met een leeg gevoel achter laat. Tegelijk vind ik het belangrijk genoeg en neem ik me keer op keer voor het vaker te doen. Ik vraag me af hoe mensen die beroepsmatig leven van het formuleren van meningen, en dat zijn er nogal wat tegenwoordig, hiermee omgaan. Het lijkt hen makkelijk af te gaan. Het zal wel met mijn zelfbeeld te maken hebben. Want in de eerste plaats zie ik mijzelf toch als een seksueel wezen, uiteraard.
Verder kreeg ik vandaag een fiets van Henry. Daar ga ik morgenmiddag de stad mee in. Dat schijnt levensgevaarlijk te zijn. Reden waarom ik de bijgeleverde fluo gele helm zal dragen, ook al is dat slecht voor mijn imago maar hey.
’s Avonds bakte ik de Italiaanse worst die ik vrijdag op de Farmers Market kocht. Uitzonderlijk lekkere worst. Ik overweeg ernstig om grote hoeveelheden van deze lekkernij vacuüm verpakt mee terug te smokkelen naar het thuisland. Terwijl de worst sudderde rookte ik een sigaret buiten. Voor de tweede avond op rij kwam er een konijntje de straat afgelopen. Het hield halt vlak voor mij, keek me aan, huppelde verder, keek me weer aan, huppelde weer door, keek om. Kortom. Ik meen te mogen zeggen dat wij vrienden zijn.
04/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 13.
Vanochtend reden Henry en ik naar Roslynn Farms, een stadje net
buiten Pittsburgh. Grote huizen, grote tuinen, schitterend herfstweer,
de geur van brandend hout in de lucht.
Ik was uitgenodigd voor een brunch bij de ‘honorary consul to Belgium’ van Pittsburgh, Anne Billiet Lackner, een hartelijke dame uit Kortrijk die ook na 33 jaar Amerika haar West Vlaams accent prima had geconserveerd. Ze leerde Vince, haar man, kennen toen hij in Leuven studeerde en professioneel basketbal speelde bij Kruibeke.
We dronken Mimosa’s als aperitief. Champagne met jus d’orange en dat was eigenlijk best lekker. Het was een klein gezelschap, waarvan maar liefst vier mensen in meer of mindere mate Nederlands spraken. Mij werd verzekerd dat dit een unicum was, in Amerika dan, welteverstaan. Het haardvuur brandde. Ik zat naast de broer van Vince, die jarig was. Een muzikant. Hij noemde talloze beroemde namen van bands en muzikanten waarmee hij had gespeeld in de jaren zestig en zeventig maar hij leek het meest trots op het album dat hij in 1976 had uitgebracht met de Walnut Band, waarvan ik deze song op YouTube vond.
Tijdens het eten werd me herhaaldelijk gevraagd de migrantenproblematiek in Nederland en België te duiden. Dat overkomt me hier wel vaker. Een dame had gelezen dat Brussel was ‘overgenomen’ door Marokkaanse jongeren. Ik probeerde de politieke situatie in beide landen te schetsen maar pas toen het woord moslimfundamentalisme viel, had ik door waar die vragen vandaan kwamen. Overigens moest ik ook tijdens deze, verder prettige, gelegenheid bij het afscheid het nieuws brengen dat de reuze eend ontploft was. Niemand schijnt op de hoogte zijn. Vreemd toch. Maar goed, je kan de mensen niet in onwetendheid laten.
’s Avonds belde ik met mijn Amerikaanse neef, die een uurtje rijden van Pittsburgh woont. Hij is een cop van beroep en zo klonk hij ook. Binnenkort ga ik bij hem op bezoek. Ook daar verwacht ik vragen.
Ik was uitgenodigd voor een brunch bij de ‘honorary consul to Belgium’ van Pittsburgh, Anne Billiet Lackner, een hartelijke dame uit Kortrijk die ook na 33 jaar Amerika haar West Vlaams accent prima had geconserveerd. Ze leerde Vince, haar man, kennen toen hij in Leuven studeerde en professioneel basketbal speelde bij Kruibeke.
We dronken Mimosa’s als aperitief. Champagne met jus d’orange en dat was eigenlijk best lekker. Het was een klein gezelschap, waarvan maar liefst vier mensen in meer of mindere mate Nederlands spraken. Mij werd verzekerd dat dit een unicum was, in Amerika dan, welteverstaan. Het haardvuur brandde. Ik zat naast de broer van Vince, die jarig was. Een muzikant. Hij noemde talloze beroemde namen van bands en muzikanten waarmee hij had gespeeld in de jaren zestig en zeventig maar hij leek het meest trots op het album dat hij in 1976 had uitgebracht met de Walnut Band, waarvan ik deze song op YouTube vond.
Tijdens het eten werd me herhaaldelijk gevraagd de migrantenproblematiek in Nederland en België te duiden. Dat overkomt me hier wel vaker. Een dame had gelezen dat Brussel was ‘overgenomen’ door Marokkaanse jongeren. Ik probeerde de politieke situatie in beide landen te schetsen maar pas toen het woord moslimfundamentalisme viel, had ik door waar die vragen vandaan kwamen. Overigens moest ik ook tijdens deze, verder prettige, gelegenheid bij het afscheid het nieuws brengen dat de reuze eend ontploft was. Niemand schijnt op de hoogte zijn. Vreemd toch. Maar goed, je kan de mensen niet in onwetendheid laten.
’s Avonds belde ik met mijn Amerikaanse neef, die een uurtje rijden van Pittsburgh woont. Hij is een cop van beroep en zo klonk hij ook. Binnenkort ga ik bij hem op bezoek. Ook daar verwacht ik vragen.
03/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 12.
Het was een bont gezelschap, bijeen gekomen om de doden te vieren.
Dia de muertos. De Mexicaanse gastvrouw – een danseres – had heerlijk
gekookt. De Spaanse gastheer – werkzaam in het Museum of National
History, gespecialiseerd in reptielen – liep rond zoals je van een
Spaanse gastheer kan verwachten: trots, rechtop, minzaam.
Ik sprak een Chileense fysiotherapeute, een gepensioneerde medewerkster van de Deense ambassade in Washington, een Argentijnse biologe, een Amerikaanse beeldend kunstenaar. Allemaal vrouwen. Ik sprak alleen maar met vrouwen. Typisch mij.
In een muur was een nis gecreëerd die men had ingericht als eerbetoon voor de doden. Foto’s te midden van bloemen, koekjes, een glas rode wijn.
Later die avond werd er ook gedanst. Ik dacht aan de verschillende doden die ik heb gekend en in gedachten zocht ik al naar een geschikt plekje in ons huis in Amsterdam waar ik volgend jaar ook zo’n nis kan inrichten, mensen uitnodigen, lekker eten en wijn drinken in goed gezelschap.
Aan het eind van de avond raakte ik in een lang gesprek verwikkeld met een dame die hartfilmpjes maakt in het Allegheny Medical Hospital, naar verluidt één van de beste in Amerika. Ze kreeg vanalles over de vloer: rijke buitenlanders, de loodgieter om de hoek, gevangenen onder begeleiding van twee bewakers. Ze vertelde dat het maken van zo’n filmpje geluid maakte en hoe elke patiënt – zonder te weten wat er aan de hand was – op die geluiden vertrouwde om zijn of haar eigen diagnose te stellen. Iemand met een luide, zompige hartslag, ten gevolge van een lekkende hartklep, zei: ‘Een mooie, zware slag. Dat is vast goed.’
Tot slot moest ik een dame vertellen dat de gigantische badeend was ontploft. Het nieuws kwam hard aan. De eend had tot de dag voor mijn aankomst hier in Pittsburgh gedobberd, en haar geschrokken reactie gaf mij het gevoel dat ik medeplichtig was.
Ik sprak een Chileense fysiotherapeute, een gepensioneerde medewerkster van de Deense ambassade in Washington, een Argentijnse biologe, een Amerikaanse beeldend kunstenaar. Allemaal vrouwen. Ik sprak alleen maar met vrouwen. Typisch mij.
In een muur was een nis gecreëerd die men had ingericht als eerbetoon voor de doden. Foto’s te midden van bloemen, koekjes, een glas rode wijn.
Later die avond werd er ook gedanst. Ik dacht aan de verschillende doden die ik heb gekend en in gedachten zocht ik al naar een geschikt plekje in ons huis in Amsterdam waar ik volgend jaar ook zo’n nis kan inrichten, mensen uitnodigen, lekker eten en wijn drinken in goed gezelschap.
Aan het eind van de avond raakte ik in een lang gesprek verwikkeld met een dame die hartfilmpjes maakt in het Allegheny Medical Hospital, naar verluidt één van de beste in Amerika. Ze kreeg vanalles over de vloer: rijke buitenlanders, de loodgieter om de hoek, gevangenen onder begeleiding van twee bewakers. Ze vertelde dat het maken van zo’n filmpje geluid maakte en hoe elke patiënt – zonder te weten wat er aan de hand was – op die geluiden vertrouwde om zijn of haar eigen diagnose te stellen. Iemand met een luide, zompige hartslag, ten gevolge van een lekkende hartklep, zei: ‘Een mooie, zware slag. Dat is vast goed.’
Tot slot moest ik een dame vertellen dat de gigantische badeend was ontploft. Het nieuws kwam hard aan. De eend had tot de dag voor mijn aankomst hier in Pittsburgh gedobberd, en haar geschrokken reactie gaf mij het gevoel dat ik medeplichtig was.
02/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 11.
Silvia Duarte, de hoofdredacteur van Sampsonia Way, het magazine dat
aan City of Asylum verbonden is, nam me mee uit eten. Langs de imposante
kathedraal van Pittsburgh reden we naar een trendy winkel- en uitgaansbuurt
in het oosten van de stad, omgeven door prachtige villa’s, het soort
villa’s dat een veranda heeft waarop schommelstoelen staan met zicht op
de enorme voortuin. Weinig mensen weten dit, maar later, als ik groot
ben, wil ik ook een huis met een porch.
Silvia emigreerde zes jaar geleden naar Amerika vanuit Guatemala, samen met haar man, schrijver Horacio Castellanos. Tijdens het eten hadden we het over weggaan uit je thuisland en hoe de mensen die je achter hebt gelaten veel sneller zien dan jij hoe je bent veranderd. Daarna spraken we over religie, het masker der beleefdheid dat de Amerikanen dragen, en porno.
Toen we terug naar de auto liepen, was het fris buiten maar de straten werden gevuld met jonge Amerikaanse meisjes met blote benen en armen, veelal kunstig en Halloweengewijs geschminkt.
‘Hoor je hoe die meisjes praten?’ zei Silvia. En ze gaf een prima imitatie ten beste, haar stem hoog, overdreven articulerend, en kinderlijk waarbij ze haar verfijnde Zuid-Amerikaanse gezicht in een onmogelijke grimas plooide.
Aan het eind van de avond kwamen we in de enige buurtkroeg terecht. Silvia vertelde dat ze een essay van David Foster Wallace over porno had gelezen en daarna, uit professionele overwegingen, enkele porno video’s op internet had bekeken.
‘Die actrices,’ zei Silvia, ‘praten net zoals die meisjes op straat. Vind je niet?’
Uiteraard kon ik dit bevestigen noch ontkennen maar ik vermoed dat Silvia hier iets op het spoor is.
Silvia emigreerde zes jaar geleden naar Amerika vanuit Guatemala, samen met haar man, schrijver Horacio Castellanos. Tijdens het eten hadden we het over weggaan uit je thuisland en hoe de mensen die je achter hebt gelaten veel sneller zien dan jij hoe je bent veranderd. Daarna spraken we over religie, het masker der beleefdheid dat de Amerikanen dragen, en porno.
Toen we terug naar de auto liepen, was het fris buiten maar de straten werden gevuld met jonge Amerikaanse meisjes met blote benen en armen, veelal kunstig en Halloweengewijs geschminkt.
‘Hoor je hoe die meisjes praten?’ zei Silvia. En ze gaf een prima imitatie ten beste, haar stem hoog, overdreven articulerend, en kinderlijk waarbij ze haar verfijnde Zuid-Amerikaanse gezicht in een onmogelijke grimas plooide.
Aan het eind van de avond kwamen we in de enige buurtkroeg terecht. Silvia vertelde dat ze een essay van David Foster Wallace over porno had gelezen en daarna, uit professionele overwegingen, enkele porno video’s op internet had bekeken.
‘Die actrices,’ zei Silvia, ‘praten net zoals die meisjes op straat. Vind je niet?’
Uiteraard kon ik dit bevestigen noch ontkennen maar ik vermoed dat Silvia hier iets op het spoor is.
01/11/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 10.
‘Lydia had er vorig jaar driehonderd.’
Ik sta in de kleine grocery store, op de hoek van wat ik nu, na tien dagen, gewoon mijn straat ga noemen. Ik wil snoep kopen voor Halloween en heb om advies gedaan.
‘Ja, maar wij woonden vroeger vier straten verderop, daar kwamen ze helemaal niet!’
‘Ze moeten je kennen. Jou kennen ze niet. Wij hadden er vorig jaar honderd.’
Het woord kinderen wordt niet gebruikt. Overbodig. Het gaat om de juiste kwantiteit. Men probeert mij uit alle macht te helpen, er wordt gesproken op een toon die verraadt dat zij weten wat zal gebeuren wanneer ik verzaak. Ik glimlach maar vanuit mijn borstkas ontsnapt ongezien een lange, diepe zucht. Ik koop voor tien dollar snoep.
Met het plastic tasje in de hand loop ik terug naar huis. Deze week werkte ik ongeveer twaalf uur per dag en ik ben niet eens halfweg in het herwerken van dat verdomde boek. En volgende week is een korte want ik heb een lezing en ga een lang weekend naar New York. En dan rest er nog een dag of tien voor ik terug vlieg. Welbeschouwd is mijn hele verblijf hier al voorbij.
Ik doe het snoepgoed in een schaal en zet die klaar bij de deur. Ik ga op bed liggen, heel even maar, een klein dutje om straks langer door te kunnen werken, en uren later schrik ik wakker van de deurbel – ding dong – en zit rechtop in de duisternis alsof alles wat nog staat te gebeuren slechts een droom is.
Ik sta in de kleine grocery store, op de hoek van wat ik nu, na tien dagen, gewoon mijn straat ga noemen. Ik wil snoep kopen voor Halloween en heb om advies gedaan.
‘Ja, maar wij woonden vroeger vier straten verderop, daar kwamen ze helemaal niet!’
‘Ze moeten je kennen. Jou kennen ze niet. Wij hadden er vorig jaar honderd.’
Het woord kinderen wordt niet gebruikt. Overbodig. Het gaat om de juiste kwantiteit. Men probeert mij uit alle macht te helpen, er wordt gesproken op een toon die verraadt dat zij weten wat zal gebeuren wanneer ik verzaak. Ik glimlach maar vanuit mijn borstkas ontsnapt ongezien een lange, diepe zucht. Ik koop voor tien dollar snoep.
Met het plastic tasje in de hand loop ik terug naar huis. Deze week werkte ik ongeveer twaalf uur per dag en ik ben niet eens halfweg in het herwerken van dat verdomde boek. En volgende week is een korte want ik heb een lezing en ga een lang weekend naar New York. En dan rest er nog een dag of tien voor ik terug vlieg. Welbeschouwd is mijn hele verblijf hier al voorbij.
Ik doe het snoepgoed in een schaal en zet die klaar bij de deur. Ik ga op bed liggen, heel even maar, een klein dutje om straks langer door te kunnen werken, en uren later schrik ik wakker van de deurbel – ding dong – en zit rechtop in de duisternis alsof alles wat nog staat te gebeuren slechts een droom is.
31/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 9.
Vannacht ging de deurbel. Twee korte buzz-geluiden snel na elkaar, zo
plots dat het huis leek mee te trillen. Het was kwart voor vijf.
Ik slaap hier al niet best. Het boek spookt door mijn hoofd en de twijfels en euforische momenten lossen elkaar in hoog tempo af. Dan zijn er de Amerikanen. Lieve mensen die graag luid pratend over straat lopen, vooral wanneer de duisternis valt. De eekhoorns die zich vermaken met het bouwmateriaal van het huis naast mij waar werkmannen deze week vloeren leggen, veelal luid pratend. En tot slot de Allegheny River, of ten minste, de boten die er varen, tenminste, ik vermoed dat het meerstemmig geweeklaag dat op gezette tijden vanaf de rivier door de wijk komt waaien, een donkere, droevige drone, alsof er iemand te betreuren valt – en dat valt er altijd – van die schepen afkomstig is.
Gedurende enkele seconden lag ik als een bange wezel in bed, klaarwakker, de ogen wijd open, te luisteren naar verdachte geluiden op straat. Niets. Ik nam mijn iPhone en checkte email. Er zat een bericht bij over een kwestie die al lang aansleept en die mij plots enorm op de zenuwen begon te werken. Helemaal klaar mee. Er moest vaart achter worden gezet, linksom of rechtsom, ik zou die zaak oplossen en wel nu. Ik ging achter de computer zitten en beantwoordde de email op niet mis te verstane wijze, het zou me alleszins niet verbazen als ik van die wijze nog eens spijt ga krijgen. Daarna ging ik weer naar bed en viel in een diepe droomloze slaap.
Om acht uur ging de deurbel. Eén korte buzz. Wie, in godsnaam, en waarom?
Een kwartier piekeren later, stond ik op en zette koffie. Ik trok een broek en t-shirt aan en liep naar de voordeur die ik opende. Ik keek in de brievenbus – niets. Ik groette één van de werklui – ‘Morning.’ En ik drukte op mijn eigen deurbel – DING! DONG!
Kortom. Twee keer wakker gebeld door een eikel die niet blijkt te bestaan. Bepaald geen geruststellende gedachte.
Ik slaap hier al niet best. Het boek spookt door mijn hoofd en de twijfels en euforische momenten lossen elkaar in hoog tempo af. Dan zijn er de Amerikanen. Lieve mensen die graag luid pratend over straat lopen, vooral wanneer de duisternis valt. De eekhoorns die zich vermaken met het bouwmateriaal van het huis naast mij waar werkmannen deze week vloeren leggen, veelal luid pratend. En tot slot de Allegheny River, of ten minste, de boten die er varen, tenminste, ik vermoed dat het meerstemmig geweeklaag dat op gezette tijden vanaf de rivier door de wijk komt waaien, een donkere, droevige drone, alsof er iemand te betreuren valt – en dat valt er altijd – van die schepen afkomstig is.
Gedurende enkele seconden lag ik als een bange wezel in bed, klaarwakker, de ogen wijd open, te luisteren naar verdachte geluiden op straat. Niets. Ik nam mijn iPhone en checkte email. Er zat een bericht bij over een kwestie die al lang aansleept en die mij plots enorm op de zenuwen begon te werken. Helemaal klaar mee. Er moest vaart achter worden gezet, linksom of rechtsom, ik zou die zaak oplossen en wel nu. Ik ging achter de computer zitten en beantwoordde de email op niet mis te verstane wijze, het zou me alleszins niet verbazen als ik van die wijze nog eens spijt ga krijgen. Daarna ging ik weer naar bed en viel in een diepe droomloze slaap.
Om acht uur ging de deurbel. Eén korte buzz. Wie, in godsnaam, en waarom?
Een kwartier piekeren later, stond ik op en zette koffie. Ik trok een broek en t-shirt aan en liep naar de voordeur die ik opende. Ik keek in de brievenbus – niets. Ik groette één van de werklui – ‘Morning.’ En ik drukte op mijn eigen deurbel – DING! DONG!
Kortom. Twee keer wakker gebeld door een eikel die niet blijkt te bestaan. Bepaald geen geruststellende gedachte.
30/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 8.
’s Middags skypete ik met Lou Victoria die vandaag 2 werd. De tijd vliegt, zeggen ze dan. Ik weet nog hoe we drie uur nadat we naar het ziekenhuis vertrokken, alweer terug thuis op de bank zaten, een beetje verbouwereerd kijkend naar de maxicosi die op tafel stond.
Lou had weinig oog voor papa; te druk met pakjes open doen. Ook Lola deed vrolijk mee en Liefje hield de laptop weg van haar, gericht op die twee dus daar zat ik, te kijken door een vreemd soort raam naar mijn eigen huis en leven.
Daarna ging ik boodschappen doen. Het is warm in Pittsburgh. Het gaat richting de twintig graden – twee dagen geleden viel er nog sneeuw. Bij de liquor store vroegen ze niet om ID. Alweer geen goed teken.
Aan het eind van de dag, na het avondeten, werkte ik nog een paar uurtjes door. Plotsklaps ontdekte ik een zwoele, zinderende zomerse scène midden in een winterse verhaallijn. Die stond daar al een jaar lang. Nooit wat van gemerkt. Een steengoeie scène, weliswaar, dat wel, maar één die echt alleen maar in de zomer plaats kan vinden. Bedtijd, zeggen ze dan.
Lou had weinig oog voor papa; te druk met pakjes open doen. Ook Lola deed vrolijk mee en Liefje hield de laptop weg van haar, gericht op die twee dus daar zat ik, te kijken door een vreemd soort raam naar mijn eigen huis en leven.
Daarna ging ik boodschappen doen. Het is warm in Pittsburgh. Het gaat richting de twintig graden – twee dagen geleden viel er nog sneeuw. Bij de liquor store vroegen ze niet om ID. Alweer geen goed teken.
Aan het eind van de dag, na het avondeten, werkte ik nog een paar uurtjes door. Plotsklaps ontdekte ik een zwoele, zinderende zomerse scène midden in een winterse verhaallijn. Die stond daar al een jaar lang. Nooit wat van gemerkt. Een steengoeie scène, weliswaar, dat wel, maar één die echt alleen maar in de zomer plaats kan vinden. Bedtijd, zeggen ze dan.
29/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 7.
Veel valt er over dag 7 niet te melden. Voor het eerst maakte ik
zelfs geen wandeling door de buurt terwijl het schitterend weer was. Wat
kan ik zeggen? Het grote hermonteren van Boek 3 is begonnen.
Vanochtend zag de vloer er zo uit:
En vanavond zag de vloer er zo uit:
Vanochtend zag de vloer er zo uit:
En vanavond zag de vloer er zo uit:
Dus je ziet: dat schiet lekker op.
27/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 6.
Vandaag wandelde ik voor het eerst de stad in. De voorbije dagen
wilde ik absoluut wat problemen oplossen aangaande Boek 3 en daar ging
ik zo in op dat ik ei zo na onherroepelijk vast kwam te zitten, of zo
voelde het toch. Uiteindelijk besloot ik op vrijdag om het boek eerst
maar eens te gaan lezen en – zal je altijd zien – er bleek inderdaad
allerlei geruststellends in te staan waarvan ik niet meer wist dat ik
het had geschreven. Prima.
Nu liep ik door het park, onder de snelweg, via de Andy Warhol Bridge over de Allegheny river het downtown cultural district in. Theaters, café’s, kunstgalerietjes. Het was er ontstellend rustig. Ik liep nog wat verder, tot op een plein met nog meer cafés en restaurants, en uiteindelijk belandde ik tussen allemaal wolkenkrabbers in dezelfde stijl, enorme kathedralen van zwart glas.
Na een uurtje liep ik terug de brug over, naar huis. Ik ben inderdaad niet het type dat meteen het volle leven induikt wanneer ik ergens verblijf. Stap voor stap, steeds een beetje verder, dat is meer mijn stijl. Misschien durf ik volgende week wél de bus te nemen - je weet het niet.
Toen ik Sampsonia Way weer inliep, passeerde ik de Mattress Factory, dat op zo’n honderd meter van mijn huis is gelegen. Mijn oog viel op een inscriptie in de gevel, een quote uit de roman Invisible Cities van de Italiaanse schrijver Italo Calvino: ‘Arriving at each new city, the traveler finds again a past of his that he did not know he had: the foreignness of what you no longer are or no longer possess lies in wait for you in foreign, unpossessed places.’
Een prima samenvatting, eigenlijk, van waar Boek 3 over gaat. Dus eenmaal thuis, kocht ik het e-book, zette het op mijn reader en begon te lezen.
Nu liep ik door het park, onder de snelweg, via de Andy Warhol Bridge over de Allegheny river het downtown cultural district in. Theaters, café’s, kunstgalerietjes. Het was er ontstellend rustig. Ik liep nog wat verder, tot op een plein met nog meer cafés en restaurants, en uiteindelijk belandde ik tussen allemaal wolkenkrabbers in dezelfde stijl, enorme kathedralen van zwart glas.
Na een uurtje liep ik terug de brug over, naar huis. Ik ben inderdaad niet het type dat meteen het volle leven induikt wanneer ik ergens verblijf. Stap voor stap, steeds een beetje verder, dat is meer mijn stijl. Misschien durf ik volgende week wél de bus te nemen - je weet het niet.
Toen ik Sampsonia Way weer inliep, passeerde ik de Mattress Factory, dat op zo’n honderd meter van mijn huis is gelegen. Mijn oog viel op een inscriptie in de gevel, een quote uit de roman Invisible Cities van de Italiaanse schrijver Italo Calvino: ‘Arriving at each new city, the traveler finds again a past of his that he did not know he had: the foreignness of what you no longer are or no longer possess lies in wait for you in foreign, unpossessed places.’
Een prima samenvatting, eigenlijk, van waar Boek 3 over gaat. Dus eenmaal thuis, kocht ik het e-book, zette het op mijn reader en begon te lezen.
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 5.
Henry nodigde Yaghoub en mij uit om mee te gaan naar een jazz
concert. Randy Weston, een beer van 87 jaar oud. Wanneer hij loopt kan
je zien dat alles kraakt, maar toen hij eenmaal zat was het een genot om
van hoog in de tribune op zijn enorme handen neer te kijken die soepel
over de toetsen dansten, moeiteloos en vrij.
Het waren mooie nummers, met speelse motiefjes en wanneer de band samen speelde begreep ik wat ik zo mooi vind aan jazz. Daarentegen, toen de obligate solorondjes kwamen, begreep ik weer wat ik zo vervelend vind aan jazz. In Boek 3 zegt een personage: Redelijkheid is als jazz, alles wat er goed aan kan worden gevonden is juist wat het zo onuitstaanbaar maakt.
Maar op één moment gebeurde iets wat je zelden ziet, of wat ik zelden voel: de bassist soleerde, al scattend, en verdween zo in zijn spel dat hij haast het bewustzijn verloor. De zaal barstte in juichen uit en de bassist stopte abrupt en opende de ogen, wijd en verbaasd, alsof hij wakker werd. Ik dacht: hopelijk kent hij de theorie van de glimpse of god. Wanneer je boven jezelf bent uitgestegen is het voor de creatieve geest beter dit toe te schrijven aan een macht die buiten jezelf staat – want hoe kan je anders de volgende dag, wanneer je weer een gewoon mens bent, terug aan het werk? (Ik dien er bij te vertellen dat ik dit allemaal maar van horen zeggen heb, hoor.)
Op de weg naar huis moest ik nog even de communautaire kwestie in België uitleggen aan Yaghoub. Altijd wanneer men mij dit vraagt in het buitenland neem ik de gelegenheid te baat om te proberen in zo weinig mogelijk woorden zo snel mogelijk tot de essentie te komen, en al helemaal wanneer het mij wordt gevraagd door iemand uit Iran die daar in een niet zo heel luxueuze gevangenis heeft gezeten omdat hij een boek had geschreven. Deze keer zei ik: “Ah, well, it is a childish debate, that prevents us from doing what really needs to be done.”
Geen onaardige poging, al zeg ik het zelf en godzijdank begon hij niet over Zwarte Piet.
Het waren mooie nummers, met speelse motiefjes en wanneer de band samen speelde begreep ik wat ik zo mooi vind aan jazz. Daarentegen, toen de obligate solorondjes kwamen, begreep ik weer wat ik zo vervelend vind aan jazz. In Boek 3 zegt een personage: Redelijkheid is als jazz, alles wat er goed aan kan worden gevonden is juist wat het zo onuitstaanbaar maakt.
Maar op één moment gebeurde iets wat je zelden ziet, of wat ik zelden voel: de bassist soleerde, al scattend, en verdween zo in zijn spel dat hij haast het bewustzijn verloor. De zaal barstte in juichen uit en de bassist stopte abrupt en opende de ogen, wijd en verbaasd, alsof hij wakker werd. Ik dacht: hopelijk kent hij de theorie van de glimpse of god. Wanneer je boven jezelf bent uitgestegen is het voor de creatieve geest beter dit toe te schrijven aan een macht die buiten jezelf staat – want hoe kan je anders de volgende dag, wanneer je weer een gewoon mens bent, terug aan het werk? (Ik dien er bij te vertellen dat ik dit allemaal maar van horen zeggen heb, hoor.)
Op de weg naar huis moest ik nog even de communautaire kwestie in België uitleggen aan Yaghoub. Altijd wanneer men mij dit vraagt in het buitenland neem ik de gelegenheid te baat om te proberen in zo weinig mogelijk woorden zo snel mogelijk tot de essentie te komen, en al helemaal wanneer het mij wordt gevraagd door iemand uit Iran die daar in een niet zo heel luxueuze gevangenis heeft gezeten omdat hij een boek had geschreven. Deze keer zei ik: “Ah, well, it is a childish debate, that prevents us from doing what really needs to be done.”
Geen onaardige poging, al zeg ik het zelf en godzijdank begon hij niet over Zwarte Piet.
26/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 4.
Voor het eerst sliep ik slecht. Het was een frustrerende schrijfdag
geweest en om half tien was ik uitgeput en al lezend in slaap gevallen
op bed. Rond middernacht werd ik wakker, legde het boek weg, en
probeerde de slaap te hervatten. Dat lukte niet. Het was koud, ik was
onrustig.
Om half zeven werd ik uit mijn halfslaap gewekt door een whatsapp bericht van Rob Waumans waarin hij meldde dat hij vast aan het bier ging. Ik checkte mijn email. Twee berichten trokken mijn aandacht. Allereerst: Waumans & Victoria hebben een prima subsidie ontvangen van het Nederlands Letterenfonds om in 2014 met een avondvullende versie van ons literair spektakel door het land te gaan toeren. Fantastisch nieuws. Ik ging gelijk aan de koffie.
Ten tweede: een dringend verzoek van de Belgische ambassade in Nederland om de ambassadeur te bellen. Allerlei gedachten gingen door mijn hoofd. Werd ik onder diplomatieke druk de US uitgezet? Had men in de gaten gekregen dat ik bij de paspoortcontrole, voor de sport, had gelogen? Was er thuis iets gebeurd – een brand, mijn voltallige gezin omgekomen, een boodschap die met tact via officiële weg moest worden overgebracht alvorens de onmiddellijke repatriëring in werking te stellen? Alles leek beter dan aan het werk te moeten. En het wás ook beter: ik werd uitgenodigd om kennis te maken met het kersverse Belgische koningspaar op een besloten receptie in Den Haag. Ik met Filip en Mathilde. Ik zag mogelijkheden. Maar helaas, ik ben te laat weer terug in Nederland om ze te kunnen benutten.
Ik keek naar buiten, het was grijs, volgens mijn iPhone 1 graad koud. Henry mailde om te vragen of ik voldoende warme kleding bij me had. Met frisse tegenzin printte ik Boek 3 uit. Het begon te sneeuwen. Ik zette nog een pot koffie, legde de eerste bladzijden klaar om te gaan lezen en dacht: alles gaat goed, alles gaat goed, dit is dag vier, en alles gaat goed.
Om half zeven werd ik uit mijn halfslaap gewekt door een whatsapp bericht van Rob Waumans waarin hij meldde dat hij vast aan het bier ging. Ik checkte mijn email. Twee berichten trokken mijn aandacht. Allereerst: Waumans & Victoria hebben een prima subsidie ontvangen van het Nederlands Letterenfonds om in 2014 met een avondvullende versie van ons literair spektakel door het land te gaan toeren. Fantastisch nieuws. Ik ging gelijk aan de koffie.
Ten tweede: een dringend verzoek van de Belgische ambassade in Nederland om de ambassadeur te bellen. Allerlei gedachten gingen door mijn hoofd. Werd ik onder diplomatieke druk de US uitgezet? Had men in de gaten gekregen dat ik bij de paspoortcontrole, voor de sport, had gelogen? Was er thuis iets gebeurd – een brand, mijn voltallige gezin omgekomen, een boodschap die met tact via officiële weg moest worden overgebracht alvorens de onmiddellijke repatriëring in werking te stellen? Alles leek beter dan aan het werk te moeten. En het wás ook beter: ik werd uitgenodigd om kennis te maken met het kersverse Belgische koningspaar op een besloten receptie in Den Haag. Ik met Filip en Mathilde. Ik zag mogelijkheden. Maar helaas, ik ben te laat weer terug in Nederland om ze te kunnen benutten.
Ik keek naar buiten, het was grijs, volgens mijn iPhone 1 graad koud. Henry mailde om te vragen of ik voldoende warme kleding bij me had. Met frisse tegenzin printte ik Boek 3 uit. Het begon te sneeuwen. Ik zette nog een pot koffie, legde de eerste bladzijden klaar om te gaan lezen en dacht: alles gaat goed, alles gaat goed, dit is dag vier, en alles gaat goed.
25/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 3.
Ik maak een lange wandeling door de buurt, op zoek naar bier uiteraard. Nu hou ik er niet van om de weg te vragen. Ik hou er sowieso niet van om dingen te vragen, ik zoek het liever zelf uit en dat verklaart wellicht waarom ik het meestal niet vind. It comes with the job.
De voorbije dagen heb ik me te pletter gedacht over die ene vondst waarvan ik weet dat ik hem nog nodig heb om Boek 3 in een beslissende plooi te leggen. Eén simpele, fijne vondst waarmee ik dat hele boek in een houdgreep kan nemen. Maar hoe harder ik nadenk, hoe meer ik mezelf verlam.
Bier dus. Na anderhalf uur wandelen, door het park, langs straten die ofwel een bibliotheek hadden, ofwel een voedselbank, kom ik terecht bij een beer distributor op vijftig meter van mijn huisje.
Ik wil flesjes Budweiser kopen, maar Sam, de eigenaar van de zaak die al meer dan veertig jaar bier verkoopt in deze wijk, weigert op charmante wijze de door mij begeerde waar te verkopen. Ook al is hij Italiaans, hij kan geen Italiaans en hij denkt ook als een Amerikaan: in kwantiteit. Blikjes. Een krat blikjes kost net zoveel als een krat flesjes, alleen: je krijgt er dan meer.
Nu hou ik alleen van Budweiser, een zeer middelmatig biertje zoals u weet, als ik het ijskoud uit een flesje kan drinken. Dus een kwartier kletsen verder, nadat ik alle foto’s heb bekeken van Sams kinderen – vijf zonen en twee dochters – en in het bijzonder die van de zoon die in Italië profgolfer is, op een schiereiland vlakbij Venetië, waar Sam eens per jaar twee weken met vakantie gaat, en nadat we het hebben gehad over Hoegaerden, en Heineken, en Grolsch, en het feit dat hij mijn Engels accent maar niks vindt, koop ik een krat met 24 blikjes Budweiser.
Thuis gekomen bekijk ik opnieuw de schematische korte inhoud van Boek 3. Elk hoofdstuk samengevat in een paar lijnen en terwijl ik dat doe en opnieuw nadenk over De Vondst, klik ik zo’n blikje open, gekoeld in de oude koelbox van Sams ouders die de zaak in 1968 begonnen en ik zucht en ik drink en het smaakt naar helemaal niks.
De voorbije dagen heb ik me te pletter gedacht over die ene vondst waarvan ik weet dat ik hem nog nodig heb om Boek 3 in een beslissende plooi te leggen. Eén simpele, fijne vondst waarmee ik dat hele boek in een houdgreep kan nemen. Maar hoe harder ik nadenk, hoe meer ik mezelf verlam.
Bier dus. Na anderhalf uur wandelen, door het park, langs straten die ofwel een bibliotheek hadden, ofwel een voedselbank, kom ik terecht bij een beer distributor op vijftig meter van mijn huisje.
Ik wil flesjes Budweiser kopen, maar Sam, de eigenaar van de zaak die al meer dan veertig jaar bier verkoopt in deze wijk, weigert op charmante wijze de door mij begeerde waar te verkopen. Ook al is hij Italiaans, hij kan geen Italiaans en hij denkt ook als een Amerikaan: in kwantiteit. Blikjes. Een krat blikjes kost net zoveel als een krat flesjes, alleen: je krijgt er dan meer.
Nu hou ik alleen van Budweiser, een zeer middelmatig biertje zoals u weet, als ik het ijskoud uit een flesje kan drinken. Dus een kwartier kletsen verder, nadat ik alle foto’s heb bekeken van Sams kinderen – vijf zonen en twee dochters – en in het bijzonder die van de zoon die in Italië profgolfer is, op een schiereiland vlakbij Venetië, waar Sam eens per jaar twee weken met vakantie gaat, en nadat we het hebben gehad over Hoegaerden, en Heineken, en Grolsch, en het feit dat hij mijn Engels accent maar niks vindt, koop ik een krat met 24 blikjes Budweiser.
Thuis gekomen bekijk ik opnieuw de schematische korte inhoud van Boek 3. Elk hoofdstuk samengevat in een paar lijnen en terwijl ik dat doe en opnieuw nadenk over De Vondst, klik ik zo’n blikje open, gekoeld in de oude koelbox van Sams ouders die de zaak in 1968 begonnen en ik zucht en ik drink en het smaakt naar helemaal niks.
24/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 2.
Yaghoub Yadali woont drie huizen verderop in Sampsonia Way. Hij komt
uit Iran. We zijn beiden uitgenodigd om een presentatie over City of
Asylum bij te wonen, thuis bij stichter en directeur Henry Reese. De
presentatie is bedoeld voor potentiële mecenassen. Een tiental mensen is
op komen dagen. Een dame, groot, iets te zwaar en helemaal in het
zwart, reageert verheugd wanneer ik haar vertel dat ik uit Antwerpen
afkomstig ben.
‘Daar ben ik wel eens doorheen gereden.’ Ik glimlach. Uiteraard is Brugge mooier.
Ik voel mij met regelmaat slecht over mijn gebrek aan sociaal engagement, dat ik niet kan verklaren en dat mij, sinds ik schrijf, steeds meer dwars begint te zitten. Je zou zeggen dat daar makkelijk iets aan te doen is. Wat minder over jezelf schrijven bijvoorbeeld, en wat meer over andere mensen. Het is geen desinteresse. Het is meer de angst een domme mening te formuleren – iets waar weinig mensen deze dagen last van lijken te hebben – ik moet daar vanaf.
Alles wat je als artiest in Iran maakt, moet langs het ministerie van cultuur, dat je werkplan, script of wat dan ook preventief censureert. En als je het eenmaal gemaakt hebt nóg een keer.
Yadali's roman Adaab-e Bi-Gharari (The Rituals of Restlessness) was goedgekeurd voor publicatie en werd een bescheiden bestseller. Drie jaar na verschijnen stond hij – na klachten van lezers over een al te expliciet liefdesverhaal – alsnog voor de rechter en werd veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf. Dat schijnt vaker te gebeuren: dat de Iraanse regering kunstenaars veroordeelt voor werken die door die regering zelf zijn goedgekeurd. Na veertig dagen werd hij vrijgelaten onder internationale druk op voorwaarde dat hij vier essays zou schrijven over onderwerpen die de regering zou bepalen. Dat weigerde hij. Uiteindelijk kwam hij alsnog in Pittsburgh terecht.
Ik zeg tegen Yaghoub dat elke schrijver kampt met de wetenschap dat zijn werk gelezen zal worden, en dat ik probeer die gedachte dagelijks te ontvluchten omdat ze een rem zet op mijn schrijven, dat de schrijver die rekening houdt met de buitenwereld, gedoemd is te stoppen met schrijven. Eigenlijk.
‘In Iran heb je drié vormen van censuur. De regering. De lezers. En jezelf,’ zegt Yaghoub Yadali op dezelfde zangerige toon als hij net een kort verhaal voordroeg, en hij glimlacht dromerig terwijl hij van zijn glas rode wijn nipt. Bijna alsof hij het mist.
‘Daar ben ik wel eens doorheen gereden.’ Ik glimlach. Uiteraard is Brugge mooier.
Ik voel mij met regelmaat slecht over mijn gebrek aan sociaal engagement, dat ik niet kan verklaren en dat mij, sinds ik schrijf, steeds meer dwars begint te zitten. Je zou zeggen dat daar makkelijk iets aan te doen is. Wat minder over jezelf schrijven bijvoorbeeld, en wat meer over andere mensen. Het is geen desinteresse. Het is meer de angst een domme mening te formuleren – iets waar weinig mensen deze dagen last van lijken te hebben – ik moet daar vanaf.
Alles wat je als artiest in Iran maakt, moet langs het ministerie van cultuur, dat je werkplan, script of wat dan ook preventief censureert. En als je het eenmaal gemaakt hebt nóg een keer.
Yadali's roman Adaab-e Bi-Gharari (The Rituals of Restlessness) was goedgekeurd voor publicatie en werd een bescheiden bestseller. Drie jaar na verschijnen stond hij – na klachten van lezers over een al te expliciet liefdesverhaal – alsnog voor de rechter en werd veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf. Dat schijnt vaker te gebeuren: dat de Iraanse regering kunstenaars veroordeelt voor werken die door die regering zelf zijn goedgekeurd. Na veertig dagen werd hij vrijgelaten onder internationale druk op voorwaarde dat hij vier essays zou schrijven over onderwerpen die de regering zou bepalen. Dat weigerde hij. Uiteindelijk kwam hij alsnog in Pittsburgh terecht.
Ik zeg tegen Yaghoub dat elke schrijver kampt met de wetenschap dat zijn werk gelezen zal worden, en dat ik probeer die gedachte dagelijks te ontvluchten omdat ze een rem zet op mijn schrijven, dat de schrijver die rekening houdt met de buitenwereld, gedoemd is te stoppen met schrijven. Eigenlijk.
‘In Iran heb je drié vormen van censuur. De regering. De lezers. En jezelf,’ zegt Yaghoub Yadali op dezelfde zangerige toon als hij net een kort verhaal voordroeg, en hij glimlacht dromerig terwijl hij van zijn glas rode wijn nipt. Bijna alsof hij het mist.
23/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh: dag 1.
Ik verblijf in het noorden van Pittsburgh, vlakbij het baseballstadion van de Pittsburgh Pirates, een notoir losers team dat dit
seizoen verrassend goed presteerde, en het football stadion van de
Pittsburgh Steelers, een kampioenenploeg die dit seizoen vooralsnog
teleurstelt. Het lijkt hier wel de eredivisie.
Sampsonia Way is gelegen in een wijk die Mexican War Streets heet. Er is niks Mexicaans aan. De wijk dateert uit 1848, ten tijde van de oorlog tussen Amerika en Mexico. Ik wist niet dat er ooit een oorlog tussen die twee landen was geweest maar nu wel dus daar ga je al. Het is er erg mooi. Prachtige gerestaureerde Victoriaanse huizen. Twintig jaar geleden was dit een slechte wijk maar de grens met de armoede en criminaliteit verschuift jaar na jaar verder noordwaarts. Het lijkt hier wel Amsterdam.
City of Asylum, de organisatie die mij ontvangt, heeft een vijftal huizen op Sampsonia Way gekocht en gerestaureerd. Ze zijn beschilderd met gedichten en street art. De belangrijkste missie van City of Asylum is om onderdak te bieden aan schrijvers die in hun eigen land niet meer welkom zijn. Ik ben niet een van die schrijvers, geloof ik, hoop ik, ik ben een ‘gewone’ writer-in-residence.
Op de glazen voordeur van een van die huizen staat een gedicht van een Chinese dichter gekalligrafeerd. Het gedicht gaat over hoe hij in de gevangenis zijn geest ‘vrij’ probeerde te houden. Dat deed hij door ingewikkelde wiskundige problemen op te lossen – hij schreef ze uit op rollen wc-papier, in inkt die hij fabriceerde uit voedselrestanten en god weet wat al niet meer.
Verder zag ik vandaag drie eekhoorns in de straat. Toen ik even later boodschappen ging doen, kwam ik een man tegen met een hond die zich voortbewoog met behulp van een soort omgekeerde rollator: zijn achterste, kreupele pootjes rustten op het vehikel, met zijn voorste pootjes bewoog het dier zich voort. Geinig.
Sampsonia Way is gelegen in een wijk die Mexican War Streets heet. Er is niks Mexicaans aan. De wijk dateert uit 1848, ten tijde van de oorlog tussen Amerika en Mexico. Ik wist niet dat er ooit een oorlog tussen die twee landen was geweest maar nu wel dus daar ga je al. Het is er erg mooi. Prachtige gerestaureerde Victoriaanse huizen. Twintig jaar geleden was dit een slechte wijk maar de grens met de armoede en criminaliteit verschuift jaar na jaar verder noordwaarts. Het lijkt hier wel Amsterdam.
City of Asylum, de organisatie die mij ontvangt, heeft een vijftal huizen op Sampsonia Way gekocht en gerestaureerd. Ze zijn beschilderd met gedichten en street art. De belangrijkste missie van City of Asylum is om onderdak te bieden aan schrijvers die in hun eigen land niet meer welkom zijn. Ik ben niet een van die schrijvers, geloof ik, hoop ik, ik ben een ‘gewone’ writer-in-residence.
Op de glazen voordeur van een van die huizen staat een gedicht van een Chinese dichter gekalligrafeerd. Het gedicht gaat over hoe hij in de gevangenis zijn geest ‘vrij’ probeerde te houden. Dat deed hij door ingewikkelde wiskundige problemen op te lossen – hij schreef ze uit op rollen wc-papier, in inkt die hij fabriceerde uit voedselrestanten en god weet wat al niet meer.
Verder zag ik vandaag drie eekhoorns in de straat. Toen ik even later boodschappen ging doen, kwam ik een man tegen met een hond die zich voortbewoog met behulp van een soort omgekeerde rollator: zijn achterste, kreupele pootjes rustten op het vehikel, met zijn voorste pootjes bewoog het dier zich voort. Geinig.
22/10/2013
Ivo Victoria in Pittsburgh, dag 0.
De vlucht heeft vijf uur vertraging. Achter mij in de rij staat een
vrouw van staal die naar een compensatieregeling vraagt en zucht en
zegt: ‘Het is ook een waardeloos toestel.’
Ik geloof haar, ik denk dat deze dame weet wat ze zegt maar eerst nog vijf uur wachten. Ik lees De weg naar zee van Elke Geurts. Het is goed, heel goed, ongemakkelijk maar ook heel grappig, een beetje als Elke zelf maar donkerder hoop ik, voor Elke en al wie haar omringt.
Wanneer ik halfweg ben, word ik gebeld door Rob Waumans. Hij zegt: ‘Heb je het gehoord van Thomas Blondeau?’ en ik weet onmiddellijk dat Thomas dood is en Rob zegt: ‘Hij is dood.’
Waarom weet ik dat onmiddellijk? Wellicht is het de toon waarop Rob het vraagt die ik herken van alle andere keren dat mensen mij aan de telefoon hebben verteld dat iemand dood was. Wellicht is het mijn eigen angst om dood te gaan. Wellicht zijn het de tranen van Lola toen we daarstraks afscheid namen en de blik in Liefjes ogen toen ik zei dat ik van haar hield.
We praten wat. Ongeloof. Diepe zuchten. We kennen Thomas geen van beiden erg goed. Wel was ik op zijn boekpresentatie begin september. De keren dat ik hem in het vermaledijde literaire circuit tegen het lijf liep kon hij afstandelijk overkomen, bijna té erudiet ironisch en gemaakt beschaafd maar op die boekpresentatie was hij anders. Nederig haast. Kwetsbaar. Waarom vond ik dat? Wellicht was het de manier waarop hij de ogen neersloeg toen Suzanne Holtzer sprak. Het gemak, grenzend aan mededogen, waarmee hij de plaagstoten van Ramsey Nasr opving. De trots in zijn ogen toen ik hem vroeg wie dan zijn nieuwe liefde was en hij ze aanwees. Dat vond ik mooi. Maar dat heb ik natuurlijk weer niet gezegd.
Ik zit te wachten bij gate B13 in Philadelphia Airport terwijl ik dit tik. Met wat geluk ben ik binnen een uur of twee in Pittsburgh. Over het toestel dat ons vanuit Amsterdam hierheen bracht kan ik weinig zeggen, ik heb geen verstand van vliegtuigen. Maar het was een waardeloze vlucht – dat is zeker.
Ik geloof haar, ik denk dat deze dame weet wat ze zegt maar eerst nog vijf uur wachten. Ik lees De weg naar zee van Elke Geurts. Het is goed, heel goed, ongemakkelijk maar ook heel grappig, een beetje als Elke zelf maar donkerder hoop ik, voor Elke en al wie haar omringt.
Wanneer ik halfweg ben, word ik gebeld door Rob Waumans. Hij zegt: ‘Heb je het gehoord van Thomas Blondeau?’ en ik weet onmiddellijk dat Thomas dood is en Rob zegt: ‘Hij is dood.’
Waarom weet ik dat onmiddellijk? Wellicht is het de toon waarop Rob het vraagt die ik herken van alle andere keren dat mensen mij aan de telefoon hebben verteld dat iemand dood was. Wellicht is het mijn eigen angst om dood te gaan. Wellicht zijn het de tranen van Lola toen we daarstraks afscheid namen en de blik in Liefjes ogen toen ik zei dat ik van haar hield.
We praten wat. Ongeloof. Diepe zuchten. We kennen Thomas geen van beiden erg goed. Wel was ik op zijn boekpresentatie begin september. De keren dat ik hem in het vermaledijde literaire circuit tegen het lijf liep kon hij afstandelijk overkomen, bijna té erudiet ironisch en gemaakt beschaafd maar op die boekpresentatie was hij anders. Nederig haast. Kwetsbaar. Waarom vond ik dat? Wellicht was het de manier waarop hij de ogen neersloeg toen Suzanne Holtzer sprak. Het gemak, grenzend aan mededogen, waarmee hij de plaagstoten van Ramsey Nasr opving. De trots in zijn ogen toen ik hem vroeg wie dan zijn nieuwe liefde was en hij ze aanwees. Dat vond ik mooi. Maar dat heb ik natuurlijk weer niet gezegd.
Ik zit te wachten bij gate B13 in Philadelphia Airport terwijl ik dit tik. Met wat geluk ben ik binnen een uur of twee in Pittsburgh. Over het toestel dat ons vanuit Amsterdam hierheen bracht kan ik weinig zeggen, ik heb geen verstand van vliegtuigen. Maar het was een waardeloze vlucht – dat is zeker.
20/10/2013
Pittsburgh, dag -1.
Het weekend verloopt alsof ik morgen dood ga. Alles voor de laatste keer. Dat heb ik wel vaker wanneer ik voor een verre reis sta, dat ik denk, nog één keer heerlijk ontbijten, nog één laatste zoen, en: wat zullen ze op de harde schijf vinden, zijn er nog dingen die ik moet wissen?
In 1993 studeerde ik vier maanden in Londen met een Erasmusbeurs. Dat was de laatste keer dat ik gedurende langere tijd alleen was, zonder mensen uit het normale dagelijkse leven om mij heen. Toen was ik dus twintig jaar jonger, en druistig, ongeduldig om zo snel mogelijk zo veel mogelijk mensen te leren kennen en dat alleen zijn te verdrijven. Ik weet nog hoe ik bij aankomst van de sneltrein stapte, Londen in, en hoe bang ik toen was.
De oudste is naar zwemles met haar moeder. De kleinste zit Max & Ruby te kijken. Dadelijk ga ik inchecken, mijn koffers pakken en een paar films op de iPad zetten om op het vliegtuig te bekijken. Eentje staat er al een hele tijd op, een tip van mijn redacteur, die geduldig heeft gewacht op een gelegenheid met de juiste symboliek: Once Upon A Time In America.
Van 21 oktober tot 21 november, verblijft Ivo Victoria als writer in residence bij City of Asylum in Pittsburgh, USA.
In 1993 studeerde ik vier maanden in Londen met een Erasmusbeurs. Dat was de laatste keer dat ik gedurende langere tijd alleen was, zonder mensen uit het normale dagelijkse leven om mij heen. Toen was ik dus twintig jaar jonger, en druistig, ongeduldig om zo snel mogelijk zo veel mogelijk mensen te leren kennen en dat alleen zijn te verdrijven. Ik weet nog hoe ik bij aankomst van de sneltrein stapte, Londen in, en hoe bang ik toen was.
De oudste is naar zwemles met haar moeder. De kleinste zit Max & Ruby te kijken. Dadelijk ga ik inchecken, mijn koffers pakken en een paar films op de iPad zetten om op het vliegtuig te bekijken. Eentje staat er al een hele tijd op, een tip van mijn redacteur, die geduldig heeft gewacht op een gelegenheid met de juiste symboliek: Once Upon A Time In America.
Van 21 oktober tot 21 november, verblijft Ivo Victoria als writer in residence bij City of Asylum in Pittsburgh, USA.
Subscribe to:
Posts (Atom)